102 “Tapir” Verkenningsbataljon

Geschiedenis van het 102e Verkenningsbataljon 1957 – 1975

MET HET VIZIER OP HET OOSTEN

MUTUA FIDES | aangeboden door Reuniecomité 2018

Deel I OPRICHTING EN ORGANISATIE

Achttien jaren bestond het meest omvangrijke verkenningsbataljon uit de
cavaleriehistorie.

Vanaf de oprichting in oktober 1957 groeide het 102e Verkenningsbataljon uit tot het grootste bataljon in de naoorlogse geschiedenis van de Koninklijke Landmacht. Qua vuurkracht was het ook het meest complexe verkenningsbataljon ooit.

1945 – 1989 : Op de grens tussen het vrije Westen en het communistische Oostblok verrees een versperring het ‘IJzeren Gordijn’ genaamd.

Dat was een zwaar bewaakt hek dwars door Europa. Aan beide kanten bereidden legers zich voor op een oorlog: de NAVO in het westen en het Warschaupact (WP) in het oosten. Om tijd te winnen zouden de NAVO-troepen bij een aanval door het WP een vertragend gevecht leveren tot aan een meer westelijk gelegen verdedigingslijn.

Daar moesten ze dan standhouden in afwachting van versterkingen. De kans dat het oosten kernwapens in zou zetten, werd reëel geacht. Dit zou rampzalige gevolgen hebben gehad voor alle partijen, inclusief de burgerbevolking. Een oorlog bleef gelukkig uit, maar de plannen lagen wel klaar. De NAVO wilde zich kunnen verdedigen tegen een aanval uit het oosten.

Het eerste verdedigingsconcept voor West Europa

In 1949 trad Nederland toe tot de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) maar in de politieke en militaire top in Den Haag maakte men zich tot in de jaren 1951-1952 ernstig zorgen over de strategische concepten en de operationele plannen van de NAVO. Er waren serieuze aanwijzingen dat Nederland, ondanks de officiële NAVO-strategie van een defensief
langs de Rijn/IJssel-linie, bij een eventuele aanval niet verdedigd zou worden. De Amerikanen zouden van plan zijn hun troepen uit West-Europa terug te trekken en de strijd vanuit Groot-Brittannië en vanachter de Pyreneeën voort te zetten. Ook Engeland zou dergelijke voornemens koesteren, terwijl in Frankrijk de voorkeur zou uitgaan naar een defensief langs de Rijn. Achteraf blijkt dat deze twijfels terecht waren; tot aanvang jaren vijftig gingen de Amerikaanse plannen ervan uit dat een verdediging van West-Europa zinloos was en bereidden zij een evacuatie van het continent voor. Het was derhalve geen
wonder dat de pogingen van het Nederlands kabinet om in Washington meer garanties te krijgen voor de verdediging van het grondgebied onbeantwoord bleven.

De vaderlandse verdediging achter de IJssel losgelaten voor de ‘Forward Defense’

In februari 1949 werd in Nederland een begin gemaakt met het formeren van het (NL) 1e Legerkorps. In de naaste toekomst zou dit legerkorps naast de nodige mobilisabele eenheden bestaan uit een parate 4e Divisie en een aantal parate legerkorpstroepen, waaronder het 4e Bataljon Zware tanks en het 101e Verkenningsbataljon. Vanuit eerste gedachten in de beginfase van de opbouw van de NAVO-strijdkrachten in 1952 zouden Geallieerde troepen het gevecht voeren achter de Rijn/ IJssel-linie. Door het invaren van stuwen in de Waal bij Nijmegen, in de Rijn bij Arnhem en in de IJssel bij Olst konden in het vak van het (NL) 1e Legerkorps, dat liep van Wesel aan de Rijn in Duitsland tot aan het IJsselmeer, grote stukken land aan weerszijden van Rijn en IJssel onder water worden gezet. Pas vanaf 1954 namen de plannen voor de verdediging van continentaal West-Europa vastere vormen aan.

Het uitbreken van de Korea-oorlog in juni 1950 – als verdere factor van invloed en de zgn. domino-theorie van omvallende landen die in de communistische invloedsfeer zouden geraken – was voor de NAVO het startsein voor een versnelling van de herbewapening in Europa. De VS zegden de Europese bondgenoten daarbij inmiddels grootscheepse financiële en materiële hulp toe. In oktober 1950 nam het NAVO-bondgenootschap een defensieplan voor de middellange termijn aan. De Koninklijke Landmacht zou daaraan in 1954 moeten bijdragen met vijf divisies, waarvan één paraat en vier mobilisabel. Tijdens de formatie van de tweede kabinet-Drees werd definitief besloten de defensie-inspanning te verhogen. Een belangrijke overweging daarbij was de toegezegde omvang van de Amerikaanse militaire hulp; deze zou ongeveer even groot zijn als de eigen bijdrage. Op 17 maart 1951 zette Minister-President Drees in de regeringsverklaring in grote lijnen het nieuwe defensiebeleid uiteen. Nederland zou vijf landmachtdivisies gaan vormen.

Met NAVO’s Emergency defence plan van 1952 werd de verdediging van West-Europa meer oostwaarts opgezet. De rivier de Rijn werd de nieuwe frontlijn met één parate (NL) regimentsgevechtsgroep in voorste lijn.

Dat het met opbouw van de Landmacht begin jaren ’50 niet goed zat bleek onder meer tijdens veldoefeningen. Hierbij speelde een rol dat de eenheden naast nieuwe lichtingen uit begin jaren ’50 ook oud-Indiëgangers telde. Vooral de grote herhalingsoefening in april/mei 1951 was een fiasco. De Minister van Defensie gaf toe dat het ‘stafwerk’ niet deugde. Naar
aanleiding van ongeregeldheden in het legerkamp Oisterwijk enkele maanden later erkende Chef Generale Staf (CGS) Hasselman dat er ‘gebrek aan tucht en discipline’ heerste. De 31e Regimentsgevechtsgroep werd n.a.v. het optreden in de NAVO-oefening ‘COUNTERTHRUST’ in najaar 1951 ‘unfit’ verklaard. Ook in april 1952 ging er veel mis tijdens een andere grootscheepse herhalingsoefening. Minister van Defensie Ir. Staf en CGS Generaal Hasselman verdedigden zich met het argument dat het in het licht van de snelle opbouw van de krijgsmacht uitgesloten was dat er geen fouten werden gemaakt en dat men pas in oktober 1954 zou kunnen spreken van een ‘afgerond geheel’.

Op 1 februari 1953 werden de 4e Divisie en enkele legerkorpsonderdelen – uitgerust met Amerikaans materiaal – paraat gesteld. Hiertoe behoorde o.a. het 4e Divisie Verkenningseskadron en het B-Eskadron (paraat) van het mobilisabele 101e (Legerkorps) Verkenningsbataljon. In september 1953 nam de parate 4e Divisie deel aan de geallieerde oefening ‘GRAND-REPULSE’, waarna in het voorjaar van 1954 de SHERMAN-tank bij de parate cavalerie tankeenheden werd vervangen door de CENTURION-tank. Ook werd in 1954 door cavalerie-eenheden voor het eerst gebruik gemaakt van de schietbanen te Hohne op de Lüneburgerheide.

In de zomer van 1954 nam de 4e Divisie wederom deel aan een geallieerde oefening; de oefening ‘BATTLE-ROYAL’ – een aanvalsoefening in legerverband. De 4e Divisie had de opdracht om vanuit het noorden het door de vijand bezette Teutoburgerwoud in de omgeving van Ibbenbüren te doorbreken, overgangen over de rivieren Ems en Lippe te forceren om vervolgens door te stoten in de richting van Dortmund. De oefening had een bijzonder vlot verloop. Niet geheel optimaal was de inzet van het versterkte 4e Bataljon Zware Tanks door de Divisiecommandant in de eindfase van de oefening toen snelheid tekort schoot.

In 1957 was de sterkte van de NAVO dusdanig toegenomen dat besloten werd de verdediging verder oostwaarts te voeren. De 4e Divisie kreeg daarbij opdracht de verdediging achter het Dortmund/ Ems-kanaal te voeren en wel met inbegrip van Rheine tot en met de monding van de Ems. De ontwikkeling van de ‘Forward Strategy’ betekende een verdere sprong voorwaarts van het (NL) 1e Legerkorpsvak achter de rivier de Weser.

In het laatste kwartaal van 1957 werd een nieuw Legerplan 1958 opgesteld. Hierin werd de oude Indië-Divisie, de ‘7 Dec’ Divisie uitgerust met verouderd materiaal, opgeheven. Het (NL) 1e Legerkorps dat tot dan op de tekentafel bestond uit vijf divisies – waarvan slechts één parate – zou gaan bestaan uit vier divisies, waarvan twee paraat. In november 1957 werd daarom de vernieuwde 1e Divisie ‘7 December’ opgericht. Elk van de twee parate divisies werd vanaf dat moment voorzien van één paraat tankbataljon; resp 4e Bataljon Zware Tanks RHPA en 11e Tankbataljon RHvS. In de zomer van 1959 werd door de parate Divisie-eenheden voor het eerst gebruik gemaakt van het Franse oefenterrein La Courtine. Ook de beide parate tankbataljons verbleven bij tourbeurt enige weken in dit kamp, waarbij op de oefenterreinen de samenwerking met de verschillende gevechtsgroepen werd beoefend.

De oprichting van 102 Verkenningsbataljon

In oktober 1957 werd ook het 102e Verkenningsbataljon opgericht met vijf eskadrons.

Vier jaren eerder – in 1953 – was het 4e Divisie Verkenningseskadron en het B – Eskadron van het mobilisabele 101e (Legerkorps) Verkenningsbataljon paraat gesteld; twee eskadrons die nu onderdeel gingen vormen van het nieuwe 102 Verkenningsbataljon. Eerder werd duidelijk dat het bestaan van deze losse eskadrons zonder staf erboven niet bevredigend werkte. Ook werd het D – Eskadron, een ondersteunings-eskadron met 105mm SHERMAN Houwitsers, paraat gesteld.

Dit Houwitser Eskadron maakte oorspronkelijk deel uit van het mobilisabele 101 (Legerkorps) Verkenningsbataljon.

De oprichtingsdatum van het 102e Verkenningsbataljon werd op datum 5 oktober 1957 vastgesteld.

Het 102e Verkenningsbataljon bestond per oktober 1957 derhalve uit het oude 4e Verkesk / 4 Div van Ritm Abbenes, nú het Alpha Eskadron 102 Verkenningbataljon onder commando van Ritm Jhr A. van der Goes, het oude B – 101 Verkenningseskadron van Ritm Kapteyn, nú het Bravo Eskadron 102 Verkenningsbataljon onder commando van Ritm J.J. van Dormolen en het mobilisabele D – (101) Ondersteuningseskadron/ 101 Verkenningsbataljon, nú Delta Eskadron 102 Verkenningsbataljon onder Ritm Jhr F.R.O. Groeninx van Zoelen. De verdere uitbouw van het 102e Verkenningsbataljon verliep bijzonder vlot en in februari 1958 telde het zeven eskadrons, te weten: Staf & stafeskadron, drie Verkennings- eskadrons Alpha – Bravo & Charlie (dit onder commando van Ritm Baron Van Heeckeren van Molencaten/ afgelost door Ritm P. Hoevenaars, het Delta – Ondersteunings Eskadron (SHERMAN Houwitser), het Echo-Eskadron (CENTURION) onder commando van Ritm L.P.A. Storimans en het Verzorgingseskadron onder commando van Ritm D.H. Abbenes.

Een formidabele organisatie waarin de factoren beweeglijkheid en schokvermogen goed waren uitgebalanceerd.
Opvallend ook dat zes eskadronscommandanten Indiëveteraan waren i.c. V.d Goes / V. Dormolen / Hoevenaars / Groeninx v. Zoelen / Storimans / Abbenes. Aan het bataljon kleefde echter één groot bezwaar; in 1957 was het pantsermaterieel oud en onderhoudsintensief geworden. Dit gold vooral voor de lichte verkenningstank CHAFFEE, maar ook voor de SHERMAN – Houwitser. In de verschillende mobcomplexen waren echter nog redelijke (-met-vraagteken) CHAFFEE-tanks te vinden. De SHERMAN-Houwitser dienden verder alleen nog maar bij het Korps Mariniers – de herkomst van Ritm Jhr Frits Groeninx van Zoelen – en waren elders nergens meer te vinden. In het jaar 1960 vonden deze krombaan-schietende tanks een roemloos einde in het doelengebied van het Artillerie Schietkamp te Oldebroek. Ook het Echo–Eskadron (CENTURION) 102 Verkenningsbataljon van Ritm Storimans verdween in 1960 naar het 101e Tankbataljon RHPA.

Vanwege de ontwikkelingen rond de BERLIJN-crisis kreeg toenmalig Commandant 102 Verkenningsbataljon, Lkol J.A.C. Bartels, in het voorjaar 1960 opdracht om uit het resterende deel van het bataljon twee verkenningsbataljons te formeren. Ieder bataljon bestaande uit: Staf, staf- en verzorgingseskadron en drie verkenningseskadrons.
Beschikbare tijd: één maand !

Een reorganisatie

Legerkorpscommandant Lgen P. Gips besloot in april 1960 tot een reorganisatie van het 102e Verkenningsbataljon. Aangezien de SHERMAN-Houwitsers in tactisch-technische zin buiten gebruik raakten en de verdere uitbreiding van 101 Tankbataljon RHPA – met op dat moment één paraat tankeskadron – prioriteit kreeg, werd het Delta Eskadron Houwitsers van het 102e Verkenningsbataljon opgeheven en het Echo Eskadron (CENTURION) in januari 1960 geplaatst als B Eskadron bij 101 Tankbataljon RHPA. De drie overgebleven 102-Verkenningseskadrons werden aangevuld door toevoeging met vml. Verkennings – en Inlichtingenpelotons van de Infanterieregimenten als het nieuwe Delta- en Echo-Verkenningseskadron. Tesamen vormen deze vijf verkenningseskadron de basis voor het 102e en nieuwe 103e Verkenningsbataljon met ieder een SSV-Eskadron en drie Verkenningseskadrons. De nieuw instromende Infanteristen werden ontgroeningstaferelen onthouden doordat Overste Bartels hen nóg voor binnenkomst liet voorzien van de Battle Dress met zwarte baret en straatnamen Huzaren van Boreel.

De grootste moeilijkheid bij deze reorganisatie zat in de administratieve en onderhoudstechnische zaken. Oud materieel moest worden ingeleverd, maar wel voldoen aan de gestelde eisen anders werd het niet geaccepteerd.

Oudgedienden weten te vertellen dat de legerdump van de firma Sindorf aan de spoorlijn ’t Harde gouden tijden beleefde. Hun ruilonderdelen hielden dit KL-bataljon operationeel. Voor het ‘preserveren’ van de goede verhoudingen dienden ook de complete rijsttafels aangeboden door Overste Bartels, waar beide gebroeders Sindorf zeer van genoten. Hier komt ook ten eerste male de rol van toenmalig C–Ondergroepsgroep 102 Verkenningsbataljon aan het licht; Sgt1 Arend ‘Bul Super’ Kleinveld, vml. Indiëganger en inmiddels een veelzijdige voertuigtechnicus met het embleem van de AAT op zijn zwarte baret. Aan de administratieve handelingen werd inhoud gegeven door secretaresses mét type-machines te recruteren bij bedrijven van vaders van de diverse dienstdoende reserve-officieren bij het 102e Verkenningsbataljon. Immers het benodigde aantal schrijfmachines was niet voorhanden, evenmin als ervaren typisten.

Met de oprichting van beide verkenningsbataljons waren de moeilijkheden nog niet opgelost. Alhoewel beide eenheden inmiddels in de slagorde van het 1e Legerkorps voorkwamen gold dat niet voor de Haagse Staven i.c. het Hoofdkwartier van de Generale Staf. Dit laatste betekende dat alleen het 102e Verkenningsbataljon een ‘Beheersnummer’ kreeg en alle
aanvragen voor het 103e Verkenningsbataljon via het 102e moesten lopen. Ondanks de hieruit voortkomende problemen wilde men bij Hoofdkwartier Generale Staf pas tot formele oprichting van het 103e Verkenningsbataljon komen wanneer dat met het aldaar geplande oprichtingsschema overeen kwam.

Het defilé waarin de nieuwe paraatstelling van beide verkenningsbataljons werd gedemonstreerd vond eind mei 1960 plaats op de weg Apeldoorn – Amersfoort. Dit defilé heette overigens een colonnerit aangezien voor een dergelijke omvangrijke wegbezetting geen toestemming zou worden gegeven door de verkeersautoriteiten. Toen ‘toevallig’ Legerkorpscommandant Lgen P. Gips ter hoogte van de Legerplaats De Wittenberg aan de weg stond, werd spontaan ‘Hoofd Rechts’ gemaakt.

Het enthousiasme waarmee de reorganisatie o.l.v. Lkol .J.A.C. Bartels werd uitgevoerd kwam z.i. voort uit de wil van het personeel mee te werken aan de uitbreiding van het Wapen teneinde de Cavalerie met één verkenningsbataljon uit te breiden.

Legering in Duitsland

In de NAVO-samenhang van de verder ontwikkelde Forward Defense-strategie kregen de NAVO-troepen elk een eigen verdedigingsvak toegewezen langs het IJzeren Gordijn. Het Nederlandse leger werd geplaatst op de Noord-Duitse laagvlakte. In 1963, toen de spanningen Oost – West verder toenamen, gingen meer parate NAVO-eenheden dichter naar
het IJzeren Gordijn. Ook eenheden van de Nederlandse Landmacht. Dat betekende dat permanente legering in Duitsland plaats ging vinden in oorden als Seedorf, Bergen-Hohne en Langemannshof.

Onder invloed van de Berlijn-crisis werd op 15 december 1960 de 121e Lichte Brigade opgericht onder bevel van kolonel J.A.C. Bartels. Begin 1961 werd besloten de Lichte Brigade te versterken met genietroepen, drie compagnieën commandotroepen, een groep Lichte Vliegtuigen en een logistiek detachement. Legering vond plaats in Bergen-Hohne,
Fallingbostel en later in Celle in aftandse legeringsgebouwen. Beurtelings werden het 102e Verkenningsbataljon en het 103e Verkenningsbataljon op aflossingsbasis gestationeerd op de Noordduitse laagvlakte. Inmiddels liep de CHAFFEE-tank op z’n laatste benen en werd uiteindelijk in het najaar 1961 ingeleverd. Het lag in de bedoeling om de CENTURION-tank bij de verkenningseenheden te vervangen door de AMX-tank. Een aanschaf waartoe inmiddels al was besloten. Korte tijd diende de logge CENTURION-tank nog als een tussenoplossing voor de verkenningseskadrons. Op 30 april 1963 keerde het 102e Verkenningsbataljon voorgoed terug op ’t Harde, zoals dat in de volksmond luidde. In Deel II meer daarover.


De AMX bleek na invoering een redelijke tank, maar niet meer dan dat. Op dat moment was echter op de internationale markt geen andere lichte tank beschikbaar. De tank was in eerste instantie ontworpen voor een Franse bemanning en was niet écht geschikt voor de doorsnee Hollandse huzaar.

Nog een verandering; op 1 juli 1963 werd het Charlie–Verkenningseskadron van het 102e Verkenningsbataljon ’t Harde omgevormd tot het 43e Zelfstandige Verkenningseskadron, behorende tot de noordelijke 43e Pantserinfanteriebrigade te Steenwijk/ Havelte.

Zo langzamerhand geraken wij in voorjaar 1967 waarin NEKAF-jeeps, AMX-pri’s en mortier-dragende DAF YA 328’s werden vervangen door verschillende soorten amphibische rupsvoertuigen van de M113-serie. In de loop van de jaren zeventig werden ook de lichte AMX-tanks op aandringen van de toenmalig Legerkorpscommandant, de inmiddels tot Lgen opgeklommen J.A.C. Bartels, ingewisseld voor de LEOPARD-1 tank. De voormalige AMX- verkenningstanks vonden enige jaren later een tropische bestemming; onderweg naar Indonesië.

Omdat de uitgefaseerde CENTURIONS uit de Legerkorpseenheden een plaats kregen in mobilisabele tankeenheden ontstond een tekort aan door te stromen tankbemanningen. Immers, alleen het parate 101e Tankbataljon RHPA voerde deze tank in de bewapening. In de Legerplannen 1974 werd het beeïndigen van de parate status van het 102e Verkenningsbataljon vastgelegd ten gunste van het oprichten van een paraat CENTURION tankbataljon. In het daaropvolgende jaar werd op 29 augustus 1975 het 102e Verkenningsbataljon RHB als parate eenheid opgeheven en met ingang van 1 september van datzelfde jaar mobilisabel gesteld. Het beroepspersoneel ging met gelijke datum over naar het
59e Tankbataljon (CENTURION) Regiment Huzaren van Boreel !

Echter de onderdeelsgeschiedenis doet tekort aan het laatste verkenningseskadron; het Bravo Eskadron 102 Verkennings-bataljon RHB, dat nog een glansvolle rol zou spelen in de tweede helft van het jaar 1975 tot aan de demobilisatie eind december 1975.

Dit verkenningseskadron van de lichtingen 1974-5 (kader) en 1974-6 (huzaren) krijgt eigen aandacht in Deel III van deze geschiedschrijving van het 102e Verkenningsbataljon.

Deel II DE INZETTEN

Het TAPIR-Bataljon

Het formeren van het 102e Verkenningsbataljon verliep na de oprichtingsdatum 5 oktober 1957 zeer snel en in februari 1958 was het bataljon, gecommandeerd door Lkol J.W. van de Wall Bake, vrijwel op sterkte. In augustus 1958 nam Lkol J.A.C. Bartels het commando over. In de jaren ’50 hadden alle onderdelen van het Legerkorps een schuilnaam welke op bewijzeringsborden was aangebracht. Bij de Cavalerie begon die schuilnaam altijd met een T en bij het 102e Verkenningsbataljon werd dat TAPIR.

De oefenactiviteiten

In 1958 werd door het bataljon de oefening ‘GROTE PIER’ gehouden, welke begon aan de Overijsselse Vecht en eindigde bij de Lauwerszee. Onderweg werd alle weerstand van de ingezette Nationale Reserve opgerold. Tijdens de oefening vond op het Zaaiveld te Leeuwarden de beëdiging plaats van een aantal luitenants voor het front van de troep. De oefening werd daarna vervolgd vanaf de lijn Meppel – Hoogeveen in zuidelijke richting waarbij in de slotfase de IJsselbrug van Deventer bij verrassing werd genomen door de 102 – tirailleurs & verkenners. Deze waren onder geluidsdekking van passerende goederentreinen op de naastgelegen spoorbrug bij duisternis met aanvalsboten de IJssel overgestoken en
overrompelden vervolgens de brugbezetting.

In de maand december vond de Sinterklaasviering plaats bij het 102e Verkenningsbataljon. Sint en zijn Pieten werden met de CHAFFEE-tank de grote appelplaats opgereden nadat zij bij betreden van de Legerplaats waren verwelkomd door de Bataljonscommandant.

In de zomer en herfst van 1959 werd door het 102e Verkenningsbataljon onder BC Lkol J.A.C. Bartels voor het eerst geoefend op de Franse oefenterreinen van la Courtine. De verplaatsing via Oirschot, Mourmelon en Bourges met 50 km/u duurde vier dagen en was zeer vermoeiend. In de bebouwde kom moest iedereen in de jeeps of in cabine en laadbak van de DAF YA 328’s ‘in de houding’ zitten hetgeen vanwege de omhoog opgerolde dekzeilen door verkeerscontrole-functionarissen goed kon worden geobserveerd. Elke stad en gehucht werd op de minuut nauwkeurig gepasseerd. Het dragen van een zonnebril en de kin op het geweer Garand verschafte sommige passagiers onopgemerkt enige extra rust.
Aangekomen in La Courtine werden de oefenende troepen geconfronteerd met sterk vervuilde legeringsgebouwen en keukens. Hierdoor werd een grote schoonmaakactie noodzakelijk waarbij de meegevoerde veldkeukens toch maar buiten de gebouwen in werking werden gesteld. Het eten werd opgevoerd uit Nederland want de Franse ingrediënten werden ongeschikt bevonden voor Nederlandse dienstplichtigen. De Fransen vonden dat allemaal maar wat vreemd. Van het Delta Eskadron (Houwitsers) herinnert Keukenprins / Huzaar-kok Willem Kammeijer zich jaren later dat zware buikloop bij de oefende troepen hem en zijn keukengroep op aanwijzing van de bataljonsarts noodzaakten het lijfgoed van de huzaren uit
te koken in de gamellen van de veldkeuken.

Het 102e Verkenningsbataljon zou dat jaar zeven weken in La Courtine verblijven. Twee oefenperiodes van drie weken met daar tussenin een rust- en herstelweek. Het Verkenningsbataljon mocht daarbij in een groot gebied buiten het oefenterrein oefenen. Bij het verkennen van een locatie voor de Bataljons CP was de aanwezigheid van een goede Auberge in de directe omgeving wenselijk; aldus de consignes waarmee de ritmeester-kwartiermaker op pad werd gestuurd.

Legendarisch werd ook de kidnapping – beter gezegd de goatnapping – van de mascotte van het Regiment Stoottroepen, Kees de Bok Nr II in La Courtine. Na een voorbereidende verkenning door de S2 van het 102e Verkenningsbataljon, Tlnt W. Plink, werd de buitengestalde bok bij diepe duisternis ontvoerd door Elnt R. de Thouars. ’s Anderendaags reed een C – 102 Halftrack het kampement weer binnen om het beest voorzien van zwarte baret te retourneren aan de Stoottroepers. Natuurlijk waren die ‘not-amused’, zeker niet toen deze practical joke ook nog onderwerp werd van een radio-interview door A.V.R.O.-verslaggever Roel Balten in zijn wekelijks op zondag uitgezonden programma ‘Op de plaats rust.’ Op de foto links achter Commandant 102 Verkenningsbataljon staat de verslagen Commandant van de Stoottroepen, terwijl Lkol Bartels verslag doet van de actie. Kees de Bok werd later door de Stoottroepen aan de krijgstucht getoetst vanwege het dragen van de zwarte baret.

Historisch werd ook de hulpverlening in 1960 bij de watersnood te Aubusson, waarvoor het 102e Verkenningsbataljon werd ingezet. Diverse foto’s getuigen nog van de omstandigheden waarmee overstroomde wegen en bruggen moesten worden bereden.

Het lag voor de Sous-Prefet van het stadje Aubusson voor de hand de hulp van de in de nabijheid oefende 1e Divisie ‘7 Dec’ in te roepen. De Vaste Kampstaf van La Courtine kwam vervolgens snel in aktie. Onmiddellijk gingen enkele stafofficieren naar het stadje om kontakt op te nemen met de Franse autoriteiten en zich op de hoogte te stellen van de situatie. Bij het aanbreken van de dag arriveerde de A-compagnie van het 16e Infanteriebataljon met de nodige zandzakken om vervolgens in samenwerking met het 11e Geniebataljon, een detachement van het 11e Marechaussee-eskadron en de huzaren van het 11e Tankbataljon op alle bedreigde plaatsen dammen op te werpen. ‘s Avonds werden alle troepen, behalve de genie, uit Aubusson teruggetrokken, maar in La Courtine stonden alweer verse eenheden gereed om de zwaar getroffen bevolking te hulp te schieten. Vooral de ondersteuningscompagnie van het 11e Geniebataljon verrichtte met haar zware materieel voortreffelijk werk. De genisten maakten wegen vrij en voerden afval en puin weg. Tevens ondernamen zij met succes een poging om een zijrivier van de Creuze in zijn oorspronkelijke bedding te geleiden.

De uitreiking van een hoge Franse onderscheiding voor moed en opoffering was voor 1 Divisie ‘7 December’ een van de hoogtepunten uit het La Courtine-tijdperk. In 1964 kwam daaraan een einde. Aangezien een flinke Franse troepenmacht vanaf 1962 uit de voormalige kolonie Algerije terugkeerde, hadden de autoriteiten in Parijs La Courtine weer nodig om de eigen militairen te oefenen. Daarom schroefden zij de huurprijs van het terrein voor 1965 aanzienlijk op. Omdat de oefentechnische tekortkomingen van deze heuvelachtige lokatie niet meer werden gecompenseerd door de geringe kosten, besloot de Koninklijke Landmacht in het vervolg weer uitsluitend van de oefenterreinen in de Bondsrepubliek gebruik te maken.

Teruggekomen op de thuisbasis wachtten, ná het afzadelen van mens en materiaal, in de weekeinden de militaire verloftreinen voor vervoer richting ouderlijk huis. De afmars in colonnes naar het stationsemplacement, alsmede het correct dragen van het militair tenue, werd scherp in de gaten gehouden door toezichthoudende Marechaussee-patrouilles.

In de zomer van 1960 ging het 102e Verkenningsbataljon opnieuw naar La Courtine. De lichting, die tijdens deze oefenperiode zou afzwaaien, bleef massaal nadienen tot na terugkeer in Nederland. Voor de veelal 20-jarige dienstplichtigen vormde de oefening in Frankrijk immers een buitenlands avontuur. Na zeven weken La Courtine werd verplaatstnaar Bergen- Hohne voor de schietoefeningen, maar wel via Zuid Limburg omdat anders de toelage buitenland te hoog zou worden. In plaats daarvan ontving men dus twee kleine toelagen. Met dank aan de Rekenmeesters !

De oplopende Oost – West spanningen rond Berlijn genereerden voor het 102e en 103e Verkenningsbataljon, beiden gelegerd op de Legerplaats ’t Harde, de in Deel I beschreven reorganisatie. In december 1960 was de oprichting van de 121e Lichte Brigade onder commando van inmiddels Kolonel J.A.C. Bartels ter hand genomen, alsmede de voorgenomen plaatsing in Duitsland. In afwachting van het vertrek werden de tankbemanningen van de CHAFFEE-tanks omgeschoold op de CENTURION. De CHAFFEE-tanks waren inmiddels te oud om nog operationeel inzetbaar te worden geacht. Aanvankelijk bestond de 121e Lichte Brigade alleen uit de beide verkenningbataljons. Als gevolg van de ingeschatte ernst van de Berlijn-crisis werd enkele maanden later besloten deze brigade definitief in Duitsland te legeren en verder te versterken met genisten, commando’s, een groep Lichte Vliegtuigen en een logistiek detachement. De legering werdovereengekomen in Hohnelager in het gedeelte dat was bestemd voor bezoekende eenheden.

Het 102e Verkenningsbataljon in Lager 1, het 103e Verkenningsbataljon in Lager 2. De gebouwen waren uitgewoond en niet voorzien van meubilair. De inmiddels ingedeelde CENTURION-tanks waren beladen met oorlogsmunitie en de verkenningsjeeps reden rond met kisten scherpe punt .30 munitie vóór op de bumper. De aanvankelijke verlofregeling was
één keer in de zes weken een week verlof, maar dan per voertuig; niet per peloton of eskadron. Een eskadron of peloton was dus nooit compleet en het toenmalige Filler-Systeem maakte dat alleen nog maar erger.

Rivaliteiten maar ook incidenten tussen huzaren en Britse militairen bleven niet uit. Tijdens de Berlijnse-crisis werden de gevechtsgerede tanks `s nachts bewaakt door met scherp én met honkbalknuppels uitgeruste huzaren. De Oudejaarsviering 1961/’62 leverde een geheel ander voorval op. Achter het Engelse kerkje in Hohnelager brak bij de jaarwisseling tussen
bewoners van twee legeringsgebouwen een inferno uit van schoten met losse (?) munitie en afgestoken donderslagen. Kolonel Bartels spoedde zich naar de plaats des onheils en in z’n eentje gelastte hij – staande tussen de gebouwen – met donderende stem zowel huzaren als commando’s een onmiddellijk staakt het vuren. De merendeels Engelse bewoners van
Hohnelager zullen verbijsterend zijn geweest. De donderspeech van Kolonel Bartels de volgende morgen in het Officiersverblijf WB 19 zal menigeen nog lang hebben geheugd.

In januari 1962 werd besloten om de twee verkenningsbataljons bij tourbeurt drie maanden te stationeren binnen de 121e Lichte Brigade. Huisvesting van gezinnen van het beroepspersoneel bleek nog steeds niet tot de mogelijkheden te behoren, hetgeen een van de redenen werd om tot deze rotatie-opzet te komen. In de maand april 1962 wisselden beide bataljons van plaats en daarna weer op 1 augustus. De verplaatsingen moesten altijd op dezelfde dag plaatsvinden en de bataljons passeerden elkaar in de buurt van Diepholz op de marsroute over de Bundesstrasse B-214. In december 1962 vond een herverdeling plaats van het dienstplichtig personeel tussen de zes parate verkenningseskadrons.

Het in te voeren Onderdeels Aanvullings Systeem (ONDAS) lag aan deze ingreep ten grondslag. Het loslaten van het vroegere Individueel Aanvullingssyteem (INDAS), waarbij elke twee maanden individuele militairen instroomden binnen de eskadrons, betekende dat nu ieder eskadron bestond uit één lichtingsploeg.

Op 1 februari 1963 werd de 121e Lichte Brigade opgeheven bij de vorming van de 41e Pantserbrigade versterkt met het 103e Verkenningsbataljon. Op 30 april 1963 keerde het 102e Verkenningsbataljon voorgoed terug op ’t Harde, zoals dat in de volksmond luidde.

Het voorjaar 1963 stond verder in het teken van de omscholing van de tankbemanningen van CENTURION naar AMX. Het oorspronkelijke 75 mm kanon van de AMX werd voor Nederland voorzien van een 105 mm kanon met de kenmerkende dubbele mondingsrem. Heel oncomfortabel was dat de koellucht voor de motor werd aangezogen via de toren; ijzingwekkend koud werd het in de winter in het bemanningscompartiment. Het plaatsen van de verbindingsapperatuur onder op de torenvloer deed het bloed naar het hoofd stijgen omdat men slechts ondersteboven hangende in de nauwe toren de radio’s kon plaatsen. De tirailleurs verplaatsten onderwijl van de Halftrack naar de AMX-pri.

In het voorjaar van 1967 werden de NEKAF-verkenningsjeeps, de AMX-pri’s en de DAF’s YA 328 van de mortiergroepen vervangen door pantservoertuigen van de M113-familie. Bovendien deed de M577 zijn intreden als commandovoertuig voor de verkenningsbataljons, door de laatste Commandant van het 102e Verkenningsbataljon, Lkol J. Buenk, de ‘kontenbak’ genoemd. Bij het binnengaan van het voertuigcompartiment via de achterklep van de M577 keek hij altijd aan tegen de naar de kaartenwand gerichte zithouding van het dienstdoende personeel, de konten dus.

Inmiddels begonnen grote tactische oefeningen terrein te winnen. In het najaar 1973 vond de eerste Legerkorpsoefening ‘BIG-FERRO’ plaats op aangewezen oefengebieden in West Duitsland. Ook door de Staf van 1 Div ‘7 dec’ geleide tactische oefeningen werden voortgezet zoals FTX ‘STORI-STORY’, gehouden in de wintermaand januari 1973 in Noord Nederland. De benaming van deze oefening verwees naar BC Lkol L.P.J.A. Storimans, die inmiddels was opgevolgd door Lkol P.C. Wijnbergen. Het 13e ZVE uit Oirschot werd onder bevel gesteld bij het 102e Verkenningsbataljon. Als oefenvijand trad de Bravo-Compagnie (uitgerust met pantservoertuig YP 408) van het 13e Pantserinfanteriebataljon GFPI op uit Schalkhaar en de 12e Batterij Veldartillerie–antitank. De oefening verliep niet zonder de in Duitsland bekende en geaccepteerde ‘Flurschaden’, waardoor dit tevens de laatste grote oefening werd die in Nederland kon worden gehouden.

Deelname aan nationele en internationale wedstrijden behoorden ook tot de inzet van de Huzaren van het 102e Verkenningsbataljon. In september 1974 werd deelgenomen aan de strijd om de ‘Oberst Georg Freiherr von Boeselager Preis’ waarbij niet alleen twaalf Duitse verkennersteams deelnamen, maar ook Engelse, Franse en Belgische verkenningseenheden. De wedstrijd werd dat jaar georganiseerd door Panzeraufklärungs Bataillon 2 uit Hessisch Lichtenau. De gastheren wonnen dat jaar op eigen terrein. Het 102e Verkenningsbataljon werd 1e prijswinnnaar in het Internationaal klassement.

Een half jaar later – op 25 en 26 maart 1975 – vond een nog groter wapenfeit plaats. Jaarlijks werd door de parate pantserinfanteriebataljons gestreden om de ‘Prins Bernhardtrofee’. Bij de Staf NL 1e Legerkorps in Apeldoorn werd bedacht dat ook de verkenningsbataljons tirailleurgroepen hadden en dus konden meedoen. Een afgang van de Cavalerie lag dan voor de hand. In tegenstelling tot het 103e Verkenningsbataljon nam het 102e Verkenningsbataljon de uitdaging aan. Uit het zicht werd fanatiek getraind onder leiding van C – SSV Eskadron, Ritm P. Bruinink, bijgestaan door OWI J.A. Snip. Tijdens de wedstrijd woeien stormvlagen over het wedstrijdgebied de Harskamp. De belangrijkste onderdelen van de wedstrijd waren
een veldloop, het nemen van een hindernissenbaan gevolgd door twee gevechtsschietoefeningen op baan B van het ISK Harskamp. Eerst de aanvalsoefening, waarbij sprongsgewijs zich verwijderende doelen onder vuur werden genomen. Daarna de verdedigingsoefening, waarbij over een breed front naderende doelen werden bevuurd. Het werd een glorieuse overwinning voor het team van het 102e Verkenningsbataljon waar de deelnemers van de pantserinfanteriebataljons bij de prijsuitreiking met gekromde tenen bij stonden. De uitreiking van de Prins Bernhard Trofee door de Legerkorpscommandant Lgen E. Gitz aan teamcaptain Ritm P. Bruinink zorgde voor een onvergetelijk moment.

Laatste tactische oefening voor 102 Verkenningsbataljon

De laatste tactische oefening voor het gehele 102e Verkenningsbataljon was de FTX ‘VOORSTE RUITER’ in 1974 in de Bundes Republik Deutschland (BRD) welke geleid werd door de Staf 1 Div ‘7 Dec’. Het doorwaden van de rivier de Aller bij Wienhausen was voor de LEOPARD-I tank geen probleem, maar de stroomsnelheid in deze smalle rivier was teveel voor het amphibische vermogen van de M113-pantservoertuigen. Uit voorzorg tegen eventueel afdrijven was door de oefenleiding een kabel over de rivier gespannen. Dit had een onvoorzien gevolg; de kabel deed afdrijvende M113’s bijna kapseizen. Één jaar later – in oktober/ november 1975 – werd met succes de finale amphibische inzet verricht binnen (NL)
1 LK door het laatste BRAVO–Eskadron van het 102e Verkenningsbataljon in het kader van de 4e Divisie Field Training Excercise (FTX) ‘PANTSER-SPRONG’.

Een gezamenlijke Schietserie Bergen 1975-II bracht eerder beide verkenningseskadrons nog éénmaal samen op de schietterreinen van de Lüneburger heide. Bataljonscommandant Lkol J. Buenk wist in een van zijn vele verteluren in de mess de toehoorders te boeien met zijn wildobservaties in de vroege ochtenduren onder leiding van Der Schiessplatz Kommandant, een Duitse Kolonel. Na lang wachten werd een roedel zwijnen waargenomen, waarbij een grote Keiler (mannetjes zwijn) geheel nieuw was voor de Duitse kolonel. Alle markante zwijnen waren eerder door hem voorzien van een voornaam; deze was nieuw. De bewondering sloeg om in de vraag met welke voornaam dit zwijn moest worden voorzien.
Daarop vroeg de Duitse kolonel aan Buenk; ‘Wie heissen Sie bitte’; het antwoord ‘Jan’ en het markante voorkomen van de Commandant van het 102e Verkenningsbataljon gaf vervolgens aanleiding om dit Schwein verder als ‘Der Keiler Johann’ door het leven te laten gaan. Buenk kon naderhand bij zijn vertellingen er smakelijk om lachen.

Het jaar 1975 werd de finale voor het achttien jaar oude demobiliserende 102e Verkenningsbataljon. De mobcomplexen Zeisterspoor en Hoogland werden de bergplaatsen voor het materieel en daardoor de talloze herinneringen aan het vml. TAPIR-Bataljon.

Instromende CENTURIONS in de maand augustus 1975 bij het Alpha Eskadron wezen op veranderende tijden. Maar daarover iets meer in Deel III van de geschiedschrijving van het 102e Verkenningsbataljon.

Deel III het laatste verkenningseskadron: Bravo – 102 CV
maart t/m december 1975

Terugblik op de militaire dienstplicht

Iedere man en te zijner tijd ook vrouw in Nederland tussen de 17 en 45 jaar oud heeft (nog steeds) te maken met de militaire dienstplicht. Sinds 1 mei 1997 is echter de opkomstplicht opgeschort, wat betekent dat zolang de regering de opkomstplicht niet heractiveert dienstplichtigen zich niet hoeven te melden en gewoon kunnen blijven leven in de burgermaatschappij. De dienstplicht is niet afgeschaft en daarom worden dienstplichtigen nog ingeschreven. Als dit gebeurt ontvangt de dienstplichtige een dienstplichtbrief met daarin uitleg over de dienstplicht en de melding dat de dienstplichtige niet verplicht is tot opkomst. De dienstplicht wordt geregeld in artikel 98 van de grondwet en in de Kaderwet dienstplicht.

Door diverse oorzaken kwam de militaire dienstplicht eind 20e eeuw steeds meer onder druk te staan. Door het einde van de Koude Oorlog was het directe gevaar van een oorlog afgenomen. In plaats daarvan werd het Nederlandse leger steeds vaker ingezet bij vredesoperaties die niet direct dienden ter verdediging van Nederlands grondgebied. De complexiteit en het gevaar van deze missies maakten de inzet van dienstplichtigen omstreden.
Géén van deze vaststellingen bepaalden in 1975 nog de tien maanden verplichte diensttijd bij het Bravo Eskadron van het 102e Verkenningsbataljon van de lichtingen 74-5 (kader) en 74-6 (huzaren & soldaten). Voor hen was de dienstplichtduur van zestien maanden resp. veertien maanden nog steeds een feit.

De opkomst in ’t Harde en wat eraan vooraf ging

Na de elementaire opleiding op de Wapen- en Dienstvak Opleidingscentra wachtte voor de dienstplichtigen de zgn. parate periode bij het (NL) 1e Legerkorps. Voor het 102e Verkenningsbataljon gebeurde die parate periode op de vml. Legerplaats ’t Harde, inmiddels Lkol Tonnetkazerne genoemd naar een verzetsheld uit de Tweede Wereldoorlog.

In Amersfoort vond na opkomst in september 1974 (dpl kader) resp. november ’74 (huzaren) de initiële opleiding plaats op SROC, Kaderschool Cavalerie resp. bij het Instructie Eskadron Verkenning (IEV), waarna de verkenningspelotons werden samengesteld in de laatste maand van het verblijf op de Bernhardkazerne bij het Opleidings Eskadron Verkenning (OEV). Hier vond de voertuig-tactische opleiding plaats nadat Rijschool, Schietschool en Verbindingsschool de basisvaardigheden hadden bijgebracht in het omgaan met de pantservoertuigen, bewapening en verbindingsmiddelen. Voor het Bravo Eskadron van het 102e Verkenningsbataljon betrof dat de voertuigen uit de M113-serie, derhalve de M113C&R (Command & Reconnaissance), het M113A1–tirailleurvoertuig en de M106-mortiercarrier.
De LEOPARD-1 tank met z’n 105 mm kanon vormde de vuist in de bewapening van het verkenningspeloton. De vierkoppige bemanning van commandant–schutter–lader- bestuurder werd geacht ná vier maanden basistraining enigermate op mekaar te zijn ingespeeld. De rest van de geoefendheid in pelotons- en eskadronsverband werd ontwikkeld in de komende parate
periode bij het 1e Legerkorps. Deelname aan oefeningen in groter verband stonden jaarlijks op het Legerkorps-oefenplan, ook in 1975. Voor het Bravo Eskadron zou dat in ieder geval de Field Training Exercise (FTX) ‘INTER-ACTION’ worden in de laatste maanden van het parate bestaan.

De overige militairen zoals het kokspersoneel voor de keukengroep kwamen uit de Koksschool te Haarlem, tank- & wielvoertuigmonteurs kregen de basisopleiding op de TD-kazerne te Utrecht en Bevo-functionarissen waren afkomstig van de Intendance-kazerne te Bussum. Nu moesten al deze specialiteiten nog worden samengevoegd en getraind tot een
geoefende Legerkorpseenheid. De tien maanden resterende diensttijd moesten daarin voorzien.

De legering

Bij opkomst op maandag 3 maart 1975 werden de militairen van het nieuwe Bravo Eskadron ontvangen in het eskadronslegeringsgebouw nabij de manschappeneetzaal van de Lkol Tonnetkazerne. In de opvang van de huzaren en kamertoebedeling lag de eerste inwendige dienst taak van Esk OWI W. Huizinga, een oudgediende binnen het 102e
Verkenningsbataljon. Geholpen door de drie OPC’n, Wmr1 J. Fikenscher, Wmr1 H. Graas en Wmr1 A. Wendriks vonden de drie verkenningspelotons met hun kornetten algauw de toebedeelde legeringskamers. De voertuigcommandanten / dpl wmrs kregen een onderkomen in het zgn. O.O. hotel.
De SROC te Amersfoort leidde aanvankelijk drie kornetten op voor het Bravo Eskadron, maar na een korte periode bij Bravo–102 zette alleen Kornet J. Fledderus van het 2e Peloton en Kornet M. de Bloeme van het 3e Peloton hun parate periode voort.

Het naburige 43e Zelfstandige Verkennings Eskadron (ZVE) leverde in eerste aanleg ook de nieuwe EC, Ritm R. v.d. Heuvel, voor Bravo-102. Echter diens afwezigheid voor een langere periode deed medio 1975 de verantwoordelijkheden verleggen naar de eveneens in maart ’75 gearriveerde Plv EC, maar daarover later meer. Bij het Stafpeloton ontfermde C-
EOG, Sgt1 P. van Andel, zich over zijn nieuw gearriveerde monteurs. De eveneens bij het Stafpeloton ingedeelde Sgt Eskadronsadministrateur en Sld hulpadministrateur – immers geen monteurs – nam hij daarbij op de koop toe. Ook de Wmr Eskadronsfourier vond zijn plaats binnen het Stafpeloton.

’s Anderendaags stonden weer honderdachtenzestig militairen aangetreden op het eerste eskadrons ochtendappèl. Conform Dagelijkse Order volgde afmars naar het grote square van de Lkol Tonnetkazerne, waar Bataljonscommandant Lkol J. Buenk – gesecondeerd door Bataljons-Instructeur AOOI D. Reitsema – het ‘nieuwe haar’ zag opmarcheren. Het Alpha
Eskadron van Ritm K. Schouwstra met nog vijf maanden dienstplicht voor de boeg keek met aloud leedvermaak naar deze Fillers bij het intreden in de bataljonsformatie. ‘De oude poep maak je niks meer wijs’, heette het toen.

Het getalsmatig grote SSV-eskadron van Ritm P. Bruinink sloot de derde zijde van het ingenomen 102e Verkenningsbataljon-Carré op de grote appèlplaats. BC Lkol J. Buenk zette met luide stem een welkom in voor het laatste Bravo Eskadron en wenstte hen een goede diensttijd in de komende tien maanden.

Intussen maakte Plv EC Bravo Esk, Elnt M. Göttgens, begeleid door voorganger Elnt J. Bogmans inderhaast een rondgang over het gehele kazerneterrein. De inwerktijd was kort gezien de naderende overplaatsing van de oude ‘Second’. De diensten Bevoorrading en Onderhoud vroegen de meeste aandacht omdat daar een groot deel van de contacten voor een nieuwe Plv EC zouden liggen. Het enorme voertuigenpark op het achterterrein deed vermoeden dat het behouden van de inzetbaarheid van de rups- en wielvoertuigen van het eskadron in de komende tien maanden een enorme klus zou worden. Niet alleen de a.s. groeps- en pelotonsoefeningen ‘ENTRE NOUS’ op de nabij gelegen oefenterreinen stonden voor de deur, maar ook de Schietserie Bergen-Hohne 75-II in de maand mei. Naar later bleek moest ook een hernieuwde amphibische training voor de M113-voertuigbemanningen worden ingepland n.a.v. een tragisch ongeval bij een amphibische oefening van het Alpha Eskadron te Welsum aan de IJssel. Om nog maar te zwijgen over de voortgezette schiettechnische training voor de LEOPARD-I bemanningen waarin met Turm Entfernungs Messer (TEM), Turm Ziel Fernrohr (TZF) en het Turm Rundblickfernrohr Pankratisch (TRP) afstandsmeetoefeningen en doeloverdracht moesten worden beoefend in de Flevopolder bij Elburg. De mortieristen werden overigens vol vertrouwen in handen gespeeld van Wmr1 Henk Graas, de zeer gekwalificeerde schietinstructeur-mortieren, vóór plaatsing bij het 102e Verkenningsbataljon werkzaam bij het Instructie Eskadron Schietopleidingen (IES) van de Bernhardkazerne te Amersfoort.

Het oefenprogramma

In april 1975 wachtte de tweeweekse cursus Pantserstorm bij het Korps Commandotroepen in Roosendaal. In kringen van dienstplichtigen werd dit gezien als een horrorverblijf in een tentenkamp op de Roosendaalsche heide. De commando’s wisten van wanten. In de regel werden parate pantserinfanteriecompagniën met voorrang onderworpen aan het
veertiendaagse oefenscenario. Aangezien verkenningeenheden in de frontlinie zouden opereren, werd nu ook ons een regime opgelegd van speedmarsen, hindernisbanen en het leggen van hinderlagen. Daarbij waren de geïmproviseerde kookverrichtingen te velde een makkie. De rivierovergang met geïmproviseerde middelen viel ook onder de te beoefenen
activiteiten. Helaas werkte de temperatuur van het rivierwater niet mee doordat in de nachten door temperaturen onder nul een dun laagje ijs werd gevormd. En dat hebben we geweten. Ook minder fraai was een plotseling opstekend probleem met hoofdluizen, die voor een ware explosie in de legeringstenten zorgden. Kortwieken van de langharige huzaren door de
kappersacademie Breda en de ingreep door een ambulant team van de Militair Geneeskundige Dienst met een bijtende hoofdlotion bracht na een aantal dagen de oplossing.

Tijdens de Schietserie van mei 1975 werden de Leopard-1 bemanningen intensief getraind om de competitie aan te kunnen in de geplande tankschietwedstrijden om de zgn. Bergen op Zoom-beker. Het mocht niet zo zijn. De prijswinnende, in Duitsland gelegerde tankbemanningen van het 41e en 43e Tankbataljon, behielden een grote voorsprong dankzij
hun geoefendheid, die berustte op frequent tussentijds gebruik van de Schietbanen Bergen – Hohne. De latere pelotonsruns voor de verkenningspelotons op de schietbanen no. 19 & 20 in het noordelijk gedeelte van de Schiessplatz leverde indrukwekkende taferelen. Op de flanken van het ontplooide verkenningspeloton werd punt.50 vuur door de verkenners afgegeven, de tirailleurs bevonden zich centraal in de baan met de twee Leopard-tanks aan weerszijden op de naastgelegen Feuerhalts en de M106-mortier stond conform drill achterwaarts opgesteld om geleid door waarneming van een voorste ruiter de 4.2 inch mortierondersteuning af te geven. De Schietbaan-oefenleiding hield zich staande achter de verbindingsapparatuur in de Duitse HANOMAG–safariwagen en moest met vernuft de diverse doelpresentaties oproepen; “DIE EINS, ZEHN UND FÜNFZEHN AUFKLAPPEN BITTE”, heette het bijvoorbeeld.

Op zaterdagavond van de Schietserie weekend-break vond als regel een weerzien plaats met collega’s officieren en onderofficieren op locatie van een van de oefenende eenheden. Voor de ingedeelde kornetten vond deze ontmoeting plaats in de Officiersmess WB 19 van het permanent gelegerde 41e Tankbataljon op het NATO-lager Hohne. Alle gelegenheid om ervaringen van de afgelopen maanden parate dienst uit te wisselen met de vml. collega’s van de SROC lichting.

Juli 1975 – Alpha Eskadron 102 Verkenningsbataljon demobiliseert

Aangezien de voertuigen van het Alpha Eskadron inmiddels in diverse mobcomplexen waren ingeleverd stonden de voertuigen van het Bravo Eskadron hier opgelijnd voor de beëdiging van de laatste kornetten van het zustereskadron. Paradecommandant bij deze beëdiging was Plv BC 102 Verkbat – Maj A. Rens. Adjudant-standaarddrager was AOOI Kolkert
(OVW’er/oud-Indiëganger) met hier op de voorgrond richtlansdrager Huz Karel v.d. Vaart van het 3e Peloton Bravo Eskadron. De mortierbemanning van de M106-Bravo 38 trad bij deze beëdiging op als Standaardwacht Regiment Huzaren van Boreel.

Laatste tactische oefening voor Bravo-102


Intussen begon de najaarsoefening ‘PANTSER-SPRONG’ z’n schaduwen vooruit te werpen. Doordat de ingetreden zomer 1975 een hitteperiode met zich meebracht, verviel een geplande eskadronsoefening op openbare wegen in de Gelderse Achterhoek. Hierdoor was het optreden in eskadronsverband onvoldoende geoefend, waardoor niet alleen het tactisch
optreden tekort schoot maar ook de bevoorrading- en herstelwerkzaamheden in een breed opgezette oefening niet aan bod waren gekomen. Tot overmaat van ramp liep een laatste amphibische oefening van het Alpha Eskadron in een waterplas bij Welsum dramatisch af.
Een M113A1-tirailleurvoertuig raakte uit balans en zonk naar de bodem van dit metersdiepe grintgat aan de IJssel met een dodelijk slachtoffer tot gevolg. Bataljonsaalmoezenier Maj-aalmoezenier B. Heutinck droeg de zware last om het bericht van overlijden op het ouderlijk huisadres te gaan overbrengen.
Bij het Bravo Eskadron had dit drama een ongekende weerslag. Geen van de M113-bemanningen had nog veel vertrouwen in de amphibische kwaliteiten van de voertuigen. BC Lkol J. Buenk onderkende dit alras en op zijn aanwijzing werd op de kortst mogelijke termijn een hernieuwde amphibische vaartraining voor het eskadron ingelast op de vaarschool te Hedel. De Bataljons Onderhoudsgroep van Sgt-Maj A.Kleinveld hield een minitieuse inspectie van alle onderdelen van de M-113 voertuigen, maar keek vooral naar het functioneren van bilgepompen, boeggolfplaten en de waterschotten op de achterdekken van de M113C&R.

Een heel konvooi diepladers vervoerde de M113-voertuigen naar de Vaar- en Duikschool in Hedel waar de amphibische training ging plaatsvinden. Het oversteken van verderop gelegen rivier de Maas zou de eindproef betekenen voor de voertuigbemanningen bij deze vijfdaagse training. De theorie door de vaarinstructeurs en het rondvaren in de oefenplas van de geniekazerne leverde geen grote problemen op. Anders werd het toen het eskadron op de vierde dag aan de oever van de rivier de Maas stond. De stroming in de rivierbedding was het eerste teken dat hier enig gevaar te duchten viel. Door de sticks van het eerste M113C&R zelf ter hand te nemen, de bestuurder achter de punt.50 te laten plaatsnemen en de wachtmeester-voertuigcommandant duidelijk te instrueren omtrent het loswerpen van de voertuigluiken na het tewater gaan kon Elnt M. Göttgens na een probleemloze amphibische oversteek iedereen te water krijgen.

Het vertrouwen van de bemanningen in hun voertuig was terug. De drie OPC’n gaven bij deze hernieuwde vaartraining een formidabele ondersteuning aan de inmiddels waarnemende Eskadronscommandant. Terug op de Lkol Tonnetkazerne ’t Harde volgde vrij snel daarna het beoefenen van de amphibische inzet over de snelstromende rivier de IJssel waar het in het
voorjaar zo vreselijk mis was gegaan. Vol vertrouwen werd ook deze waterhindernis genomen, waarna een precieze inblik op de langzaam binnenstromende oefenstukken meer details prijs gaf over de opzet van de FTX ‘PANTSER-SPRONG’.

Echter nu was het tijd voor een welverdiende zomervakantie van het laatste Bravo Eskadron 102 Verkenningsbataljon. De maanden september tot en met december 1975 zouden mega-druk worden.
De maand september 1975 betekende de opmaat naar de laatste oefenactiviteiten van het eskadron. Natuurlijk kwam na het zomerverlof de afzwaaidatum in december 1975 in zicht maar de Schietserie Bergen 75-III, de oefening ‘PANTSER-SPRONG’ en tenslotte de onderhouds- en inleverperiode periode van medio november t/m eind december 1975 verplichtte tot een grote inzet van iedereen. De monteurs in de EOG hadden weer handen vol werk, de eskadronsadministratie werd overvoerd met het stellen van mutaties in het D.I.M.U.B. , schrijven van B.O.V.’s en bijwerken van appèllijsten. De komende Schietserie
werd het comfort gemist van de eigen huiselijke 102 Verkbat-omgeving aangezien het eskadron voor huisvesting en voeding werd ondergebracht bij een andere cavalerie-eenheid op NATO-Lager Oerbke.

De finale

De komende trein- en wegverplaatsingen vroegen grote hoeveelheden werk van de Sie 4 op de bataljonsstaf, een bataljonsstaf die inmiddels een tweedelig commando voerde; enerzijds over het Alpha Eskadron CENTURION en anderzijds over het Bravo Verkenningseskadron M113 / LEOPARD. Bij dit alles bleef geruime tijd ongewis hoe de overgang van Schietserie Bergen 75-III naar het ‘PANTSER-SPRONG’ oefengebied tussen rivier Aller en rivier Weser zou verlopen.

Ter elfder ure – op een vrijdagmiddag in oktober – kwam een courier van het 103e Verkenningsbataljon uit Seedorf met de oefenstukken, die bij de eerste oogopslag meters stafkaarten deden vermoeden. De bijbehorende bundels kaartbladen schaal 1 : 50.000 bevestigden dat hier een oefening ging plaatsvinden, waarmee in tactische zin grote afstanden waren gemoeid. Voor de oefenleiding, de Staf 4e Divisie uit Harderwijk geen probleem want die prikten de kaarten aan de muur van het oefenleiding centrum. Voor huzaren-verkenner een niet te onderschatten complicatie terwijl men vanuit het nauwe
bemanningscompartiment van pantservoertuigen het overzicht trachtte te bewaren met meters in de wind flapperende – stafkaarten op schoot. De onder bevelstelling bij het 103e Verkenningsbataljon uit Seedorf met het eigen Alpha Eskadron en ons als onder bevel gesteld Bravo Eskadron-102 bepaalde de commandoverhouding voor de volgende twee weken.

Doordat slechts in het komende weekeinde een plan kon worden opgemaakt voor de aanstaande verplaatsingen, die werden gevolgd door het innemen van afwachtingsopstellingen op basis van het 103 Verkbat-Operatieplan was terugkeer van alle kader op zondagavond een ‘must’ om tot bevelsuitgifte te komen. Inmiddels was sprake van een waarnemend Plv EC naast de inmiddels dienstdoende EC, Elnt M. Göttgens, aangezien BC Lkol J. Buenk besloot Hfd Sie 1 Elnt J.W. Kramer beschikbaar te stellen voor tactisch ondersteuning. Een geluk bij een ongeluk voor een ‘onthoofd’ eskadron. Dienstdoend EC & (wnd) Plv EC verzorgden gezamenlijk het waarschuwingsbevel K.V.P. (Komende actie – Verplaatsingen – Plaats & tijdbevelsuitgifte), zodat iedereen nog een beperkte achtenveertig uren kon genieten van z’n weekeinde.

Een reusachtig operatie-oleaat verscheen zondagavond op de kaartenwand in het bureau EC. De aanvragen voor trein- en wegverplaatsingen waren eerder verwezenlijkt door de Sie 4 van de bataljonstaf; nu gold het de eenheid samen te brengen in een gebied aan de Aller. Dat het minimale landelijke treinstation in Duitsland één dag later de speurzin van de
kwartiermakende Eskadrons-OWI op de proef zou stellen was op zondagavond nog niet te voorzien. De Verkeersstaf 1e Legerkorps vond ter elfder ure een ander Bundesbahn-losstation, alleen wisten wij dat niet. Door navraag bij Bundesbürger werd het nabijgelegen losstation van de tanktrein vastgesteld waardoor een zichtbaar opgeluchte OWI na aankomst van de tanktrein het eskadron naar z’n afwachtingsgebied kon leiden. De wielvoertuigen van het eskadron arriveerden eerder in het oefengebied in de regio Ems na de colonne verplaatsing vanuit ’t Harde.

Op de derde oefendag bevonden de verkenningspelotons zich vóór dagaanbreken in opstellingen in een Voorste Rand Weerstandsgebied inclusief het bezetten van een strategisch gelegen brug, die kostte wat kost in eigen hand moest blijven. Dat een Genie-officier van de oefenleiding met de papierwinkel aankwam, behorende bij Vernielingsploeg en Veiligheidsbezetting, deed het ergste vermoeden. Hier werd de eerste val opgebouwd voor ons verkenningseskadron. De aanvallende vijandelijke mariniers werden weerstaan met tankgeschut en de mortieren in een P.O.S.O.- opstelling, maar dat mocht niet baten. Het bevel tot springen van de brug noodzaakte tot het uitwisselen van codewoorden en
handtekeningen, waarbij op de papieren van de pantsergenisten andere teksten bleken voor te komen. De observerende Genie-hulpleider was verrukt toen bleek dat huzaren en pantsergenisten e.e.a. tijdig hadden doorzien en trok vervolgens fluks de juiste papieren tevoorschijn.

Hiermee was onze eerste gelukte inzet een feit.

De volgende krachtproef was de amphibische oversteek. Bijna routinematig wist het eskadron de M113-voertuigen in de afwachtingsopstelling gereed te maken. Voor de LEOPARDS en eskadrons-wielvoertuigen kwam een oversteekplan beschikbaar waarin meer stroomafwaarts varende pontons de rivierovergang mogelijk maakten. De beperkingen in het
radioverkeer verplichtten tot nauwgezette coördinatie vóóraf hoe het eskadron in zijn opmarsvak weer bijeen te krijgen.

De rivierovergang

De grote hoeveelheid KP-auto’s, die door de veldkijker op afstand viel waar te nemen, liet geen twijfel bestaan waar de rivierovergang diende plaats te vinden. Ook de zichtbare rode generaalsbanden om de petten wees op een groot aantal hoogwaardigheidsbekleders. Dat Bravo -102 Verkenningeskadron ook nog het spits moest afbijten lag aan het feit dat Alpha–103 vergeten was de voorgeschreven rood-wit geverfde markeertonnen aan te maken. Kijk, de 102 – OPC’n draaiden daar eerder in ’t Harde de hand niet voor om; een dertigtal 20 liter olievaten werden beschilderd tot markeertonnen. Bevestigd aan de voorschriftmatig bevestigde sleepkabel vormde deze voorziening een noodmaatregel.
De stroomsnelheid van de rivier vroeg maximale stuurmanskunst van de M113-bestuurders, maar alle voertuigen bereikten veilig de overkant. Daar kwam de volgende hulpleider aanzetten. Uit naam van de generaals sprak hij zijn waardering uit voor deze amphibische overgang en daar konden we het mee doen. Dat in de tweede week van de oefening de laatste
meesterzet van het eskadron zou plaatsvinden wist de oefenleiding van Staf 4e Divisie nog niet.

De opmars van het 103e Verkenningsbataljon met twee eskadrons vóór in onoverzichtelijk vijandelijk gebied van de Blauwe eenheden verliep met hindernissen en bleek tijdrovend, waarop de oefenleiding besloot tot een nieuw scenario. In het holst van de nacht werd het 103e Verkenningsbataljon naar een positie gedirigeerd waarin het bataljon zich haaks bevond op de Blauwe eenheden in de Voorste Rand Weerstandsgebied. Dit was natuurlijk een probeersel van de oefenleiding om de tactische reactie van de verdedigende troepen te beproeven.

Een kaartstudie bij duisternis leverde twee opmarsroutes op in het smalle eskadronsvak met twee verkenningspelotons vóór en het derde verkenningspeloton in tweede lijn. Doordat C – 103 Verkenningsbataljon – gezeten in een LEOPARD-tank – zich in de opmars mengde werd hij bij het eerste (gesimuleerde) vuurcontact uit z’n tank geschoten. De begeleidende hulpleider besloot daarna in overleg met de oefenleiding deze actie te beeïndigen. Hierdoor stonden de oefenende eenheden inmiddels voor de weekend break, waardoor weer werk aan de winkel was voor de eskadronskwartiermakersgroep o.l.v. de OWI.

Onvergetelijk waren de volgende twee dagen verblijf bij de van oorsprong Ost Preusische Familie Karasch die de Bravo- Commandopost desgevraagd een hartelijk welkom bereidde in de voormalige Gaststätte waarin het gezin woonde. Het meegenieten van de zaterdagse maaltijd uit onze veldkeuken deed het ontzettend goed bij dit gastvrije gezin, waarna op zondagmiddag zelfs de delicatessenkelder openging ‘……für eine Kostprobe’ van de zelf vervaardigde likeuren. De zondagavond bracht de volgende operatiefase in beeld door een uitgegeven waarschuwingsbevel van C–103 Verkenningsbataljon. Onder operationeel bevel gesteld van C-41e Pantserbrigade, Brigadegeneraal H. Roos, moest ten spoedigst op maandagmorgen voorwaartse opstellingen worden betrokken vanwege een naderende vijand.

Voor verkenners natuurlijk een opdracht om naar uit te kijken. In groter verband hadden wij te maken met een verdedigende brigade, die een ‘MTP’ had vastgesteld in een daartoe uiterst geschikt gebied. Maar de verkenner laat zich niet verrassen en het landbouwgebied tussen de oorden Schwaförden en Scholen leek bij verkenning verdacht veel ‘ge-préconditioneerd’.
Toen langs de Bundesstrasse 61 ook een genieploeg werd ontdekt met kisten munitie, die als VuVo – Vuurvoorstelling – werden betiteld werd de hele oefenopzet inzichtelijk. Ook het bericht dat internationale waarnemers e.e.a. kwamen aanschouwen maakte het finale oefenscenario duidelijk. Wat ontbrak aan de Beoordeling van de Toestand was het
operatieplan van tegenpartij. En toen viel de Bravo 102-verkenners de laatste portie geluk in de schoot. Een naderende vijandelijke jeep, met naar later bleek de S1 van het 101e Tankbataljon CENTURION, kon niet meer ontkomen aan gevangenneming door het 3e Verkenningspeloton. Op de hielen gezeten door de M113C&R van Wmr J. Hermans slaagde de vijandelijke ritmeester er niet meer in de holle weg te ontvluchten, mede omdat in de vluchtrichting een tweede M113C&R de weg blokkeerde. Bij het voorschriftmatig behandelen van de krijgsgevangen ritmeester kwam het hele operatieplan van de vijandelijke 43e Pantserinfanteriebrigade – voor de oefening versterkt met 101 Tankbataljon – tevoorschijn. Commandant 103 Verkenningsbataljon, Lkol J. Valstar, kon zijn geluk niet op toen hij deze buit kon aanleveren op de CP van de 41e Pantserbrigade. Daar geloofde Bgen H. Roos zijn ogen niet toen hij vierentwintig uren van tevoren het vijandelijk brigade-aanvalsplan in handen kreeg.

Voor de tegenstander naderde ’s anderendaags de (oefen)ondergang met rasse schreden. Bravo-102 stond tactisch opgesteld op de flanken van de vijandelijke aanvallende eenheden en nam waar. Met behulp van de voertuig-optiek vielen al op kilometers afstand in het vlakke terrein de ontplooiende vijandelijke CENTURIONS en AMX-pri’s te onderkennen. Bij het
bereiken van de maximaal toegestane diepte (MTP) attaqueerde een overmacht van LEOPARD-tanks van de 41e Pantserbrigade de zwakste delen van de vijandelijke aanval, waarbij zelfs de LEOPARDS van Bravo-102 tot inzet kwamen. Wmr1 J. Fikenscher leidde deze tankinzet en vertelde nadien dat de terugtrekkende CENTURIONS waren achtervolgd tot
op de gereedstaande diepladers in het vijandelijk achtergebied. De VuVo-genisten langs de Bundesstrasse deden inmiddels hun best om met detonaties e.e.a. zo realistisch mogelijk te laten lijken. Eigenlijk sloeg dat nergens meer op want niets liep synchroon met bewegingen in het terrein.

Wat nu restte was een welgemeend dankjulliewel van de zijde van Commandant 103 Verkenningsbataljon. Zeker bij een drietal momenten tijdens de FTX had het 102-Eskadron uit ’t Harde het fanion van de zustereenheid uit Seedorf hoog gehouden. In het laatste verzamelgebied vond Lkol J. Valstar woorden van respect voor het succesvolle optreden van
dit eskadron.

Aansluitend werd gereedgesteld voor de verplaatsing naar de Bahnhof waar de spoorwagons zouden worden beladen met de rupsvoertuigen voor de thuisreis. Aangezien de marsroute naar het station pal voorbij de vml. Gaststätte van de gastvrije Familie Karasch zou voeren werd na een korte kaartverkenning besloten tot een defilé voorlangs het woonhuis. Zichtbaar ontroerd sprak vader Karasch zijn bewondering uit, stelde bij het zien van de colonne voertuigen vast dat ‘der Nachschub’ (de logistiek) altijd achteraan volgde……..’auch damahl bei der Wehrmacht’. In april 1945 ontvluchtte hij als Fernmelder Berlijn, maar de panische situaties in de laatste trein die Berlijn verliet stonden blijkbaar nog op zijn netvlies. Hij liet
dienstdoend EC dan ook weten ‘Im Ernstfall bitte den Weg zurück zu finden nach der Familie’. Dit waren onmiskenbaar teksten uit het hoogtepunt van de Koude Oorlog; nu welhaast niet meer voor te stellen. Er wachtte echter een dissonant; beide verkenningseskadrons bevonden zich op hetzelfde Bundesbahn laadstation met de kop van de colonnes in tegengestelde richting; een richting Seedorf, de ander richting ’t Harde. Toen een serie VW combi’s het perron opdraaide met aan boord de MIO-te-velde experts, wist Hoofd Sie 4 van het 103e Verkenningsbataljon het ‘gindse’ eskadron te duiden als zijnde de eenheid om de inspectie te ondergaan. Daarmee bespaarde hij het Alpha Eskadron–103 en zichzelf de onaangenaamheden van een mogelijk onvoldoende inspectie. Bij Bravo-102 gingen de inspecteurs routineus te werk met beperkt begrip voor de achterliggende veertien oefendagen. Kritische kanttekeningen volgden over de wijze waarop de boordwapens van de M113’s waren opgeslagen in de bemanningscompartimenten. Daarvoor hadden de originele transportkisten moeten worden meegevoerd. De hoeveelheid benodigde transportruimte overtrof die van onze Bevo DAF YA
328, de Bravo 60, maar daar was geen enkel begrip voor. Een dag later luchtte C–102 Verkenningsbataljon telefonisch zijn woede in Seedorf voor deze ongehoorde streek van de logistieke Stafsectie van 103 Verkenningsbataljon. Een tweede telefoontje op de dag van terugkeer ging naar de personeelssectie van Staf 41e Pantserbrigade in Seedorf waarin dienstdoend EC ging vaststellen of het laatste verblijf van een ontbrekende B102- voertuigcommandant bekend was. Deze jonge wachtmeester was vanwege ziekte opgenomen in het zogeheten NONEX-KZV, maar was aan het einde van de oefening niet bij het eskadron teruggekeerd. Tot verrassing nam Brigadegeneraal Roos zelf de telefoon op, vernam van het probleem en leidde eerste maatregelen in. De herkenning van zijn ‘Commandant-verkenner’ uit ’t Harde was er eveneens en heeft tot in latere jaren stand gehouden. Nog geen uur later stapte de vermiste wachtmeester het bureau EC binnen en liet weten bij het opheffen van het NONEX-KZV uit eigener beweging op een grote tien-tons truck van de lijndienst-organisatie
te zijn gestapt met bestemming kazerne ’t Harde. Een telefoontje naar Seedorf – weer Bgen Roos aan de lijn – informeerde deze over de oplossing van het vraagstuk. Na het ‘afzadelen’ van het eskadron was iedereen toe aan een verlengd meerdaags weekeinde.

De tweede week van november ’75 luidde de zgn periode III in. Nog vijf weken restten er voordat afgezwaaid ging worden. Weken, waarin met de grootste spoed de eskadronsvoertuigen 1e en 2e echelons moesten worden gereed gemaakt voor inlevering in twee mobcomplexen. Tevens vertrokken de drie OPC’n naar de Rij- en Tractieschool te Oirschot voor een vier weken durende rij- en onderhoudsopleiding Centuriontank. Dankzij de ondersteuning van de Bataljonsondergroep van Sgt-Maj A. Kleinveld konden alle verplichte inspecties worden doorstaan en werden de voertuigen na vier weken beetje bij beetje
getransporteerd naar de mobcomplexen Hoogland en Zeisterspoor. Ook een eerste kennismaking met de instromenden Centurions vond plaats in december 1975. Daartoe moest in het mobcomplex IJsselstein in Noord Limburg een voertuig- & uitrustingtelling plaatsvinden. Met merkbare tegenzin begaf zich de eerste OPC onderweg naar het mobcomplex, begeleid door Plv EC die het eskadronscommando voor de laatste vier weken weer had afgestaan. In de vroege ochtend, nog voor openstelling van het mobcomplex, was het wachten op de eerste functionaris die het toegangshek zou openen. Dat wachten werd verricht in gezelschap van een damhert-bok met een groot gewei die zich aan de andere kant van het toegangshek bevond, dus binnen de afrastering van het mobcomplex. De toestromende burger-werknemers namen bij binnenkomen als eerste de afslag naar de ochtendkoffie in de kantine waar een welhaast oorverdovend getjilp kwam uit een kingsize
volière die meters ruimte in beslag nam. Bij terugkeer in ’t Harde informeerden op de eerstvolgende dag de drie beroeps-OPC’n BC Lkol Buenk niet van zins te zijn te gaan functioneren in het nieuwe Bravo Eskadron CENTURION. De ware verkennersaard werd met een OPC-functie in een Centurion-peloton geweld aangedaan, zo luidde de redenering. Een gedwongen overplaatsing naar ongewenste buitenposten als het ISK Harskamp volgde per omgaande, waarbij slechts één OPC wist te ontkomen door plaatsing bij het 11e ZVE te Schaarsbergen te realiseren.

Nu restte nog de beëdiging van de kornetten J. Fledderus en M. de Bloeme en hun benoeming tot Reserve Tweede Luitenant in de maand december. De afzwaaidag 19 december ‘75 zelf, met voorafgaand verblijf in het uitgaansleven van Amsterdam de avond / nacht ervoor, besloot tien maanden diensttijd bij het Bravo Eskadron van 102 Verkenningsbataljon. En daarmee verlieten de laatste verkenners van het TAPIR-bataljon de Noordwest Veluwe, nadat de eenheid achttien jaren dienst had gedaan binnen het (NL) 1e Legerkorps. Een periode die werd gekenmerkt door Oost-West spanningen en daardoor als ‘Koude Oorlogperiode’ de geschiedenis haalde.

Oudgedienden van het Bravo Eskadron van de lichtingen 74-5 en 6: MUTUA FIDES was de wapenspreuk van het 102e Verkenningsbataljon. In de parate periode bij het laatste verkenningseskadron gold wederzijds vertrouwen als basis van de inzetten, die in de gehele veertien maanden durende dienstplichttijd werden gevraagd. Met deze inzetten traden jullie in de voetsporen van voorgaande lichtingen met een diensttijd van eenentwintig maanden bij de oprichting van het TAPIR-bataljon in 1957. Mede door aller betrokkenheid behielden wij de westerse vrijheid.

MET BOREELGROET TOT SLOT !

IN RETROSPECTIEF EEN DIENSTTIJD VAN 21 MAANDEN – VOORGANGERS IN BEELD

Maart 1953: 101 Verkesk (paraat) van 101 Verkbat (mobilisabel) op de Legerplaats‘t Harde VOORGANGER voor 102 VERKENNINGSBATALJON

101 Verkenningseskadron – Legerplaats ‘t Harde – jaar 1953.
Deze foto is gemaakt op 23 maart 1953 van het hele 1-101 Verkenningsbataljon Huzaren, dat destijds was gelegerd in de legerplaats ‘t Harde. De foto is gemaakt enige dagen voordat het eskadron afzwaaide.

Op de foto staan in ieder geval:
P.Bruyn ritmeester
A. Verdonk 1e lt.
G.v.d.Veer adjudant
Sasse kornet
Van Dijk
Cleton
Van Dedem

Het Eskadron kwam op 3 juli 1951 op in de Willem III kazerne in Amersfoort.
Maakte hiervan zelf ook deel uit.
Vriendelijke groet, Bert Driessen
Heemskerk

Oktober 1954: 4e Verkesk / 4 Div op de Legerplaats ‘t Harde
VOORGANGER voor 102 VERKENNINGSBATALJON

GERAADPLEEGDE BRONNEN VOOR
GESCHIEDENIS VAN HET 102e VERKENNINGSBATALJON 1957 – 1975 (Editie 01 dec 2017)

J. Hoffenaar B. Schoenmaker: Met de blik naar het Oosten – de Koninklijke Landmacht, 1945-1990.
J.W.L. Brouwer: Wie dan leeft, wie dan zorgt ? De Defensiecommissie en het nieuwe Defensiebeleid, 1951 – 1952.

STANDAARDWERKEN
Luitenant-Generaal der Cavalerie b.d. J.A.C. Bartels Vier eeuwen Nederlandse cavalerie, 1987
A. Rens Huzaren van Boreel, 2003

FOTO’S
Website: www.102 verkenningsbataljon.nl
Collectie Lkol cav tit W.L. Plink
Collectie Lkol cav bd M.P.M. Göttgens
Collectie Dhr Jacques A. C. Bartels

Aanvullingen webmaster:

Seedorf40
121e brigade; Enhanced Forward Presence in de Koude oorlog
Duitsland en KCT

22 maart 2019 ligt inmiddels weer achter ons. Enerzijds de Korps verjaardag en anderzijds de presentatie: “Wij hebben er nooit spijt van gehad.” Inclusief de gezongen “Ballade” (eigen versie). Samenkomst in “Nationaal Militair Museum Soesterberg.” Een en ander onder regie van Rien Stegman. Wij hebben ervan genoten, waardering alom. Naast de grote opkomst van oud commando’s waren als speciale gasten aanwezig: Maurice Göttgens, Luitenant-Kolonel Huzaren b.d.. en Jacques Bartels, historicus

error: Hey Verkenners en Boreelfans, deze inhoud is tegen onbevoegd opslaan beveiligd!