Inzet van RH6 tijdens de Belgische opstand en Tiendaagse Veldtocht

Door: Kolonel J.A. van Dalen, Regimentscommandant Huzaren van Boreel

Het Regiment Huzaren van Boreel (RHB) heeft een lange lijst van operationele inzet, waarbij Quatre Bras, Waterloo, de Tiendaagse Veldtocht, Indië en Afghanistan tot de bekendste wapenfeiten behoren. Dit artikel gaat behandelt de inzet van het regiment tijdens de Belgische opstand en de hierop volgende Tiendaagse Veldtocht.

Het Regiment heette destijds Regiment Huzaren nr. 6 (RH6) en was sinds 1819 in Brussel gelegerd. Op 3 oktober 1820 vond te Brussel de uitreiking van de eerste Standaard plaats. De uitreiking gebeurde door luitenant-generaal von Heldring, die destijds commandant was van het 5e Groot Militair Kommando. Alle officieren, onderofficieren en lager gegradueerden legden opnieuw de eed af. Sommigen individueel, maar het gros eskadronsgewijs. In het laatste geval werd de hand in de richting van de Standaard gestrekt en de eedsformule, die door de generaal werd voorgelezen, bevestigt met de woorden: “Wij zweren het” of “Nous le jurons.” Na de plechtigheid werd door de Koning aan het Regiment een maaltijd aangeboden. De eerste Standaarddrager had de titel van ‘luitenant-cornet.’ In het voorjaar van 1826 werd het Regiment overgeplaatst naar Doornik. In december 1826 werd de eerste regimentscommandant en tevens oprichting van het Regiment, kolonel Jhr. W.F. Boreel afgelost door kolonel W.E.J. Baron van Balveren.

1830 was een woelig jaar. In heel Europa waren onlusten, vanwege forse belastingdruk en voedselschaarste. Ook in de Zuidelijke Nederlanden kwam men in opstand tegen het Nederlandse bewind. Men voelde zich in het Zuiden achtergesteld en niet evenredig vertegenwoordigd in de staatslichamen. In augustus 1830 kwam het in Brussel tot relletjes die uitliepen op een volksopstand.

In augustus 1830 was de onrust uit Brussel ook in Doornik voelbaar. Omdat RH6 destijds vele Zuid-Nederlanders in haar gelederen had, was de toestand in het Regiment ook gespannen. Kolonel van Balveren nam speciale veiligheidsmaatregelen om overrompelingen op zijn kazerne te voorkomen. Er waren namelijk aanwijzingen dat de burgerij in Doornik het garnizoen wilde aanvallen. Kolonel van Balveren kreeg in september opdracht om zich met zijn regiment naar Oudenaerden te verplaatsen en zich gereed te houden voor een strafexpeditie naar Brussel. De bevolking van Doornik had lucht gekregen van de opdracht en probeerde de afmars van het Regiment te verhinderen door de poort van de stad in de richting van Brussel te blokkeren.

Huzaar en trompetter van 6RH

Kolonel van Balveren dacht slechts aan een kort durende operatie en liet de Standaard, krijgskas en andere bescheiden achter onder de hoede van luitenant-kolonel Quaita. Deze was weliswaar een Zuid-Nederlander, maar heeft zijn bewakingstaak goed vervuld en de Standaard en krijgskas uit handen van de opstandelingen weten te houden. Later dat jaar zijn de Standaard en krijgskas overgedragen aan de Nederlandse gezant in Parijs.

Kolonel Baron van Balveren

De aanval op Brussel

In anderhalf uur na ontvangst van de opdracht, was het Regiment gereed voor afmars en galoppeerde door een nog niet door de bevolking bezette poort de stad Doornik uit. De ‘Brusselsche Poort’ was intussen door de bevolking geblokkeerd. Door de snelle afmars had het Regiment wel vrijwel alle bagage moeten achterlaten. Hiervan heeft men vrijwel niets meer teruggezien. De mars ging over Oudenaerden naar Aalst. Er werden verkenningen richting Brussel uitgevoerd. In Aalst werden enige honderden gedetineerden bewaakt, om bevrijding door de bevolking te voorkomen.
Kolonel van Balveren werd aan het hoofd gesteld van een gemengde eenheid, bestaande uit 25 officieren, een bataljon infanterie (1e bataljon van het 5e Regiment Infanterie o.l.v. luitenant-kolonel Schenofsky. 674 man sterk), twee compagnieën flankeurs (van 17e Regiment Infanterie, 412 man sterk) en de drie eskadrons van RH6. Deze drie eskadrons bestonden uit delen van alle acht organieke eskadrons van RH6. Het plan was dat Prins Frederik met de hoofdmacht de Schaarbeekse Poort van Brussel zou binnendringen.

Kolonel van Balveren kreeg op 23 september 1830 opdracht om met zijn detachement de Vlaamsche poort, de westelijke stadstoegang, te bezetten en daarna naar het stadscentrum op te rukken. Op 23 september om 04.00 gingen de eskadrons voorwaarts, gevolgd door de infanterie. Ritmeester K.E. Baron van Heerdt bleef achter met een eskadron huzaren en zieke manschappen. Ook majoor de Haan bleef achter met zijn twee compagnieën flankeurs om Aalst vast in eigen hand te houden. Ritmeester A.H. Baron Sloet van Oldruitenborg bleef met een detachement de brug over de rivier de Dender bij Erembodegem bewaken.

Een eskadron huzaren werden als beveiliging voorop gestuurd. Voorop ging een patrouille van één korporaal en twee huzaren. Dit werd de ‘voorwacht’ genoemd. Hierna volgende een spitspeloton onder leiding van luitenant G. Daarachter volgde weer de voorhoede ter sterkte van een infanteriecompagnie. Daarna volgde de rest van het voorste eskadron, de regimentsstaf, de rest van het bataljon infanterie en op enige afstand de resterende twee eskadrons huzaren. Het spitspeloton van luitenant G. stuitte op een groepje opstandelingen. De luitenant reed terug om bevelen te halen,
terwijl cadet-wachtmeester van Tuyl van Serooskerken het bevel ter plaatse over het spitspeloton overnam. Hij drong met zijn eenheid de opstandelingen terug, terwijl de volgende infanterie de opstandelingen zelfs uiteendreef. Hierbij sneuvelden dertien opstandelingen. De luitenant G. had intussen bevel gekregen om een bericht te sturen aan de bevelhebber, Prins Frederik der Nederlanden. Teruggekeerd naar zijn peloton, ontving hij iets naast de Vlaamse Poort vijandelijk vuur. Hij stopte daarop zijn actie, verbood zijn huzaren het vuur te beantwoorden, maar (erger nog) zond hiervan geen bericht aan de bevelhebber.

De kolonel van Balveren kreeg door parlementariërs en door Oranje vlaggen de indruk dat de bevolking van gezindheid veranderd was. Verder dacht hij dat de nevencolonne, die via de Schaarbeekse poort Brussel binnen moest trekken, ook gereed stond, hoewel hij geen verbinding had met deze colonne. Bij het binnentrekken van de stad ondervond de colonne van RH6 aanvankelijk weinig weerstand. Op grotere wegen waren weliswaar versperringen aangelegd, maar die konden eenvoudig worden omtrokken. Hierdoor kwam de colonne echter wel in dichtere bebouwing terug waar de weerstand snel toenam. Bij de Varkensmarkt aangekomen en voordat meer open terrein kon worden bereikt, werd op een afgesproken teken van alle kanten het vuur op de colonne geopend, waardoor grote verwarring ontstond.
Het voorste eskadron en het bataljon infanterie kwamen in het nauw. Het spitspeloton week terug, door de volgende eigen infanterie heen. De colonne werd onder vuur genomen en bekogeld vanuit de huizen en vanaf daken. Stenen, dakpannen, ongebluste kalk, kokend vloeistoffen, huisraad, menselijke uitwerpselen en zelfs een gloeide kachel werden naar beneden gegooid op de hoofden van de huzaren en soldaten.

Rechts: Standaarddrager Regiment Huzaren No. 6

De aanval van Regiment Huzaren No. 6 en 1e bataljon 5e Regiment Infanterie op Brussel

Ook hadden de opstandelingen gemaskeerde stukken licht geschut in stelling gebracht op deurbalkons die de straat bestreken. De kolonel van Balveren behield zijn kalmte, doch de paniek in de nauwe straat was niet meer te stuiten. De colonne trok zich terug. De twee achterste eskadrons waren nog relatief ongebonden, maar aan de staart van de colonne was door de opstandelingen een hinderlaag gelegd, bestaande uit een gegraven gracht, gevuld met kalk en van boven bedekt en gecamoufleerd.
Deze werd echter tijdig ontdekt door een wachtmeester van de achterste eskadrons. De bevolking wilde nu snel de boven bedekking over de gracht wegnemen om de terugtocht te beletten, maar dit werd verhinderd door de huzaren. Zonder al te grote verliezen kon de colonne zich terugtrekken naar de Vlaamsche Poort en deze bezet houden. Wel waren er enkele gewonden en negen paarden verloren gegaan. De majoor van Borsselen en de commandant der infanterie, luitenant-kolonel Schenofsky waren bovendien gevangen genomen. Andere colonnes hadden wel het centrum van Brussel bereikt, maar het verzet nam hand over hand toe.

De terugtocht uit Brussel

De terugtocht van RH6 werd door de opstandelingen gevierd. Ze lieten achtervolging achterwege en vierden de overwinning in de kroeg, waarbij ze hun wapens in de straat lieten. De luitenant G. van het teruggeweken spitspeloton, gewaarschuwd door goedwillende burgers, wilde met zijn peloton toch weer de stad in rijden. Dit weigerden echter zijn huzaren. Ze namen het initiatief en galoppeerden de stad uit. Opstandelingen schoten niet op hen, doordat ze hun wapens niet paraat hadden. Even later sloot het peloton zich buiten de stad weer aan bij het Regiment. De huzaren vertelden kolonel van Balveren over het dubieuze gedrag van luitenant G. Dit had geen onmiddellijke consequenties, maar enige tijd later werd hij wel met eervol ontslag weg gestuurd. Op een heuvel buiten Brussel werd de nacht doorgebracht. Vandaar had men een goed inzicht in de strijd in de stad, waarbij majoor C.F. Krahmer de Binchin van de Rijdende Artillerie sneuvelde. In de nacht van 26 op 27 september blies het Nederlands leger de aftocht. De actie om het centrum van Brussel te bezetten was mislukt. Tot 29 september moest het detachement zich beveiligen tegen overvallen in de omgeving van Assche. Dit betekende veelvuldig alarm. Soms was men de hele nacht paraat met de paarden gezadeld aan de hand.

De volksweerstand te Brussel was voor de Koning Willem I aanleiding om zijn troepen terug te trekken uit Brussel. Op 29 september kwam het formele bevel tot terugtocht. De toepen verlieten de stad onder achterlating van gewonde en gesneuvelde militairen alsmede een aantal soldaten dat door de opstandelingen krijgsgevangen was gemaakt. RH6 had geen verliezen geleden. Het detachement van kolonel van Balveren werd nu formeel ontbonden en het Regiment ging naar Aalst. Terug in Aalst bleven de beide compagnieën flankeurs wel ter beschikking van kolonel van Balveren.
Er werd gebivakkeerd op het marktplein van die stad. Inkwartiering bij de burgerij was niet meer aan de orden, vanwege de vijandelijke sentiment ter plaatse. Nachtelijke overvallen kwamen nog steeds voor. Deze werden direct door vuur of charges in de kiem gesmoord. Het Regiment nam onder andere deel aan de gevechten bij Duffel en Waelhem. Hierbij onderscheidde zich de ritmeester K.E. Baron van Heerdt, de latere commandant van het Regiment.

Gevechten bij de Schaarsbeekse Poort

In Aalst was een militaire gevangenis, waarin honderden gedetineerden zaten. Om te voorkomen dat deze door de opstandelingen zouden worden bevrijd, werden zij bij het vertrek uit Aalst meegenomen en naar Gent gebracht. De gevangenen, twee aan twee gekluisterd en op klompen, weigerden aanvankelijk te lopen, maar het bevel van kolonel van Balveren om achterblijvers in de benen te schieten, bracht daar verandering in. In Gent werd afscheid genomen van de flankeurs en RH6 verplaatste vervolgens naar Antwerpen, waar in de dorpen in de omgeving de eenheden werden ingekwartierd. RH6 reorganiseerde zichzelf tot vier eskadrons. Nadat ook in Antwerpen opstandjes uitbraken en de staat van beleg was afgekondigd trok het Regiment zich op 24 oktober terug op Loenhout.

Enkele Zuid-Nederlandse militairen deserteerden nu uit het Regiment, hoewel hun aantal klein bleef. Kennelijk woog hun afgelegde eed van trouw aan de Koning nog zwaar. Op 1 oktober werd overeengekomen dat de resterende Noord-Nederlandse militairen (waaronder het nadetachement van RH6) in Doornik vrij aftocht kregen naar het noorden. Wel moesten ze hun paarden en uitrusting achterlaten. Kapitein-kwartiermeester Matt slaagde erin het Regimentsarchief veilig te stellen en in ongeschonden staat in januari 1831 terug te bezorgen bij het Regiment. Om de interne orde in zijn leger te herstellen en de betrouwbaarheid te verhogen, verleende Koning Willem I op 26 oktober aan alle Zuid-Nederlandse militairen verlof om uit hun regimenten te treden en zich naar huis te begeven. In de noordelijke Nederlanden ontstond daarop een volksbeweging gevoed door verontwaardiging over afscheiding, waarbij vele vrijwilligerskorpsen werden geformeerd, voornamelijk lichte infanterie.

Ook binnen RH6 konden Zuid-Nederlandse militairen uittreden. Op 26 oktober verzameld op een heide tussen Loenhout en Brasschaet werd aan het Regiment de order voorgelezen waarbij aan de Zuid-Nederlanders eervol ontslag uit ’s Koningsdienst werd verleend. *1 De paarden en wapens van de uitgetreden huzaren, werden achtergelaten en meegevoerd naar het Noorden. RH6 trok zich hierna terug op Roosendaal en Etten-Leur om hier te recupereren.

Te Princenhage werd op 28 oktober RH6 samengevoegd met de restanten van het Regiment Huzaren nr. 8 (RH8) *2 , dat onder bevel stond van majoor van Schaek.3 RH6 bestond nu uit slechts twee eskadrons. Majoor van Schaek (voormalig RH-8) marcheerde met het overtollig personeel en uitrusting naar Zutphen waar hij op 3 november aankwam. Hier was intussen ook het nadetachement uit Doornik (85 man) aangekomen.

Uit het depot der lansiers in Utrecht werden 84 remontepaarden ontvangen. Het Nederlandse leger gaf nu echter prioriteit aan het opnieuw formeren van infanterie-eenheden, zodat het geruime tijd duurde, voordat goed opgeleide nieuwe huzaren naar RH6 werden gestuurd om die weer op de voorgeschreven sterkte te brengen.

*1 De ontslagen Belgen van de beide huzarenregimenten (No 6 en No 8) vormden de kern van het 1e en 2e
Regiment Jagers te Paard van het nieuwe Belgische Leger. Uit de vertrokken elementen uit de Nederlandse zware cavalerie regimenten werden drie Belgische lansier regimenten gevormd (1e
, 2e en 3e ).

*2 Regiment Huzaren No. 8 was opgericht op 1 maart 1814 als onderdeel van het Belgische Legioen

*3 Dit was een Zuid-Nederlands regiment, opgericht op 1 maart 1814 door Prins F. de Croy. Dit regiment was
onder leiding van luitenant-kolonel I.L. Duvivier, ingezet bij de slag bij Waterloo en was na de oorlog gelegerd
geweest te Tervuren en Ath. Hun Standaard werd door RH-8 bij het Departement van Oorlog ingeleverd.

Ook binnen RH6 konden Zuid-Nederlandse militairen uittreden. Op 26 oktober verzameld op een heide tussen Loenhout en Brasschaet werd aan het Regiment de order voorgelezen waarbij aan de Zuid-Nederlanders eervol ontslag uit ’s Koningsdienst werd verleend. *1 De paarden en wapens van de uitgetreden huzaren, werden achtergelaten en meegevoerd naar het Noorden. RH6 trok zich hierna terug op Roosendaal en Etten-Leur om hier te recupereren. Te Princenhage werd op 28 oktober RH6 samengevoegd met de restanten van het Regiment Huzaren nr. 8 (RH8) *2 , dat onder bevel stond van majoor van Schaek.*3

RH6 bestond nu uit slechts twee eskadrons. Majoor van Schaek (voormalig RH-8) marcheerde met het overtollig personeel en uitrusting naar Zutphen waar hij op 3 november aankwam. Hier was intussen ook het nadetachement uit Doornik (85 man) aangekomen. Uit het depot der lansiers in Utrecht werden 84 remontepaarden ontvangen. Het Nederlandse leger gaf nu echter prioriteit aan het opnieuw formeren van infanterie-eenheden, zodat het geruime tijd duurde, voordat goed opgeleide nieuwe huzaren naar RH6 werden gestuurd om die weer op de voorgeschreven sterkte te brengen.

Tussentijd

De Belgen, overmoedig geworden, ondernamen strooptochten op Nederlands grondgebied. Het Regiment kreeg daarom beveiligings- en verkenningstaken. Tijdens een verkenning, werd een patrouille van RH6 door een overmacht overvallen, waarbij een wachtmeester gevangen werd genomen. Onder leiding van 1e luitenant L.H.J. Baron van Voorst tot Voorst zette de patrouille echter de aanval op de overmacht in en bevrijdde de gevangen wachtmeester. Luitenant van Voorst tot Voorst werd hierbij gewond, maar mocht voor zijn daad later wel uit handen van de Koning de Militaire Willemsorde ontvangen. Veel Belgische strooptochten kwamen uit Esschen. Delen van het Regiment namen met succes deel aan een gecombineerde aanval op deze plaats. Onder andere nam 1e luitenant Jhr. H. H. van de Poll met zijn peloton huzaren deel.

Enige tijd later werd een eskadron van RH6 als spits ingedeeld bij de eenheid van generaal Hertog van Saxen-Weimar die met zijn Divisie van Valkenswaard naar Maastricht marcheerde om deze plaats veilig te stellen tegen de Belgen. Dit was het 1e eskadron onder leiding van ritmeester Gerlacus Buma. Het vroor en sneeuwde, waardoor bivakkeren een uitdaging was. Wachtmeester Tonbreker werd als ordonnans naar Maastricht gestuurd en wist in dit winterse weer, onder vermijding van alle oorden, Maastricht te bereiken. Hiervoor mocht ook hij een Militaire Willemsorde ontvangen.

Luitenant Jhr. Harmen Hendrik van der Poll

*4 Dit regiment bleef bestaan, maar driekwart van het personeel had de zijde van de Belgen gekozen en vormde later het Belgische 1e Regiment Lansiers.

*5 Eén van de huzaren die de gendarmen gevangen nam, was N.L.F.M. de Koning.
Hij ging in 1838 naar Indië,
waar hij tot ritmeester der Cavalerie bracht en met een majoorsrang werd gepensioneerd.

Zonder tegenstand bereikte de colonne Saxen-Weimar Maastricht. Op de terugweg ging het restant van het Regiment Lichte Dragonder No. 5 mee, waaronder honderden paarden. Speciaal hiervoor was een detachement onbereden kurassiers meegenomen, onder commando van luitenant
Janssens. *4
Op 26 november werd de Nederlandse grens bij Achel weer overschreden.
Vervolgens werd de opmars naar het eveneens omstreden Venlo ingezet. Tijdens de mars daarheen werden twee Belgische gendarmen op de markt in Maaseyk gevangen genomen. De Hertog van Saxen-Weimar herkende in één van hen een gedeserteerde Zuid-Nederlander uit zijn staf en wilde hem als deserteur laten fusilleren. De huzaren van RH6 aarzelden echter, waarop de Hertog zijn beslissing terug draaide. *5
Toen Venlo genaderd was, werd de stad niet aangevallen omdat er een wapenstilstand was afgesproken. Venlo kwam definitief onder Noord-Nederlandse controle. Het detachement van de Hertog van Saxen Weimar werd ontbonden en het ingedeelde eskadron keerde weer terug naar het RH6 te Etten-Leur.

Kolonel van Balveren was intussen vanuit Brabant naar het regimentsdepot te Zutphen vertrokken om te werken aan de reorganisatie en wederopbouw van het Regiment. De twee eskadrons werden onder leiding gesteld van ritmeester van Bronkhorst, totdat later majoor van Schaek arriveerde en de leiding ter plaatse op zich nam. Tot januari 1831 werd beveiliging aan de grens uitgebracht. Dit werd destijds ‘voorpostendienst’ genoemd. Op 6 januari 1831 verplaatste het Regiment zich naar Valkenswaard en vormde hier met 4e en 5e Regiment Lichte Dragonders de Lichte Brigade (voorhoede van het Mobiele Veldleger) onder bevel van de intussen tot generaal-majoor bevorderde Jhr. W.F. Boreel, de oude regimentscommandant. Tot april bleef het Regiment in de omgeving van Valkenswaard, bij toerbeurt de taak van voorpostendienst vervullend. Intussen was in Zutphen het 3e eskadron geformeerd, dat 170 man sterk op 19 maart 1831 naar Valkenswaard vertrok en zich bij het Regiment voegde. Op het depot te Zutphen werden nieuwe eskadrons geformeerd. Aan vrijwilligers geen gebrek.

Internationale en nationale ontwikkelingen

Na het verjagen van het Nederlandse leger uit Brussel en omstreken had België ondertussen op 1 oktober 1830 de onafhankelijkheid uitgeroepen. In januari waren de geallieerden (uit de Napoleontijd) en Frankrijk bijeengekomen in Londen. De Belgische onafhankelijkheid werd geaccepteerd en de grenzen werden vastgesteld op basis van de grenzen uit 1795. Het Belgische en Nederlandse leger hadden zich sindsdien teruggetrokken achter deze grenzen. Het Nederlandse leger hield echter altijd nog vast aan drie belangrijke citadellen op Zuid Nederlands grondgebied, namelijk Antwerpen, Luxemburg en Maastricht. Vooral de citadel Antwerpen stond onder druk. Toen op 5 februari 1831 Belgische opstandelingen een wachtschip in de haven dreigden te vermeesteren, blies luitenant-ter-zee van Speyk zijn schip de lucht in door een brandende sigaar in het kruitvat de steken. Tientallen Nederlandse opvarenden en Belgische opstandelingen vonden de dood, maar van Speyk was in één klap een Noord-Nederlandse zeeheld.

Het Groot Hertogdom Luxemburg (door vererving persoonlijk bezit van Koning Willem I) bleef twistpunt, net zoals Limburg. Koning Willem I was bovendien niet betrokken geweest bij het overleg in Londen en weigerde zich erbij neer te leggen. Hij zinspeelde op militair ingrijpen om door een overwinning op de Belgen tenminste gunstiger afscheidingsvoorwaarden te kunnen bedingen.

Zowel aan Nederlandse zijde als Belgische zijde maakte men zich klaar voor een militaire confrontatie. Het Belgische leger had geleden onder de deling en bestond slechts uit 30.000 man, die grotendeels ongeoefend waren. Er werd een Schelde leger in de buurt van Antwerpen opgesteld en een Maasleger in de buurt van Luik. Het Nederlandse leger was aanzienlijk groter met een statisch gedeelte van 50.000 man en een mobiel veldleger van 36.000 man.

Gevecht bij Houthalen

Het statische gedeelte bestond uit vrijwillige milities en richtte zich op de territoriale verdediging. Het mobiele veldleger bestond uit drie divisies (elk twee brigades en een batterij veldartillerie) en een divisie cavalerie (met twee brigades, elk met een halve batterij Rijdende Artillerie). Er was een zware cavaleriebrigade en een lichte cavaleriebrigade. De zware cavaleriebrigade (drie afdelingen kurassiers met elke twee eskadrons en het Regiment Lansiers no. 10 *6 met vier eskadrons) stond onder leiding van generaal-majoor Post en was ontplooid tussen Breda en Oosterhout.

*6 Het Regiment Lansiers No. 10 behoort tot de stamlijn van het Regiment Huzaren van Boreel. Zie hiertoe het artikel Regiment Lansiers No. 10.

De lichte cavaleriebrigade werd gecommandeerd door generaal-majoor Jhr. W.F. Boreel en telde drie regimenten, namelijk het 4e en 5e Regiment Lichte Dragonders (ieder twee eskadrons) en het Regiment Huzaren No.6 met drie eskadrons. De lichte brigade lag in de omgeving van Eindhoven en Valkenswaard. Verder was er nog een vierde reserve divisie, bestaande uit twee brigades (met elk zes bataljons schutterij), twee bataljons infanterie, een eskadron kurassiers en een batterij veldartillerie.

De Belgen maakten zich geen grote zorgen over de naderende confrontatie en vertrouwden op het ingrijpen van de geallieerden. Het Nederlandse leger had intussen plannen gemaakt voor de aanval. De bedoeling was om een wig te drijven tussen de beide Belgische legers door een snelle opmars naar Diest, een plaats halverwege tussen Antwerpen en Luik. De reserve divisie zou vervolgens naar het oosten afbuigen in de richting van Maastricht om het Maasleger te binden. Vanuit Breda en Zeeuws Vlaanderen zou een schijnaanval op Antwerpen worden gedaan om het Scheldeleger verder naar het westen te lokken om zo het gat tussen de twee Belgische legers te vergroten. Via het Maasdal zou ook nog troepen naar Maastricht worden gestuurd om vanuit Maastricht het Maasleger te kunnen binden. Nadat eerst het Maasleger was verslagen zou vervolgens worden afgerekend met het Belgische Scheldeleger.

De kolonel van Balveren had te Zutphen intussen energiek gewerkt aan de oprichting van nieuwe eskadrons voor RH6, geholpen door golven van enthousiasme die na de Belgische opstand door Noord-Nederland rolden. Velen namen vrijwillig dienst en brachten soms hun eigen paarden en uitrusting mee, als zij als huzaar dienst namen. Dit alles had resultaat en op 12 juli 1831 vertrok een 4e eskadron (146 man sterk) naar Valkenswaard. Terwijl van Balveren nog in Zutphen achterbleef aanvaarde luitenant-kolonel de Lenne (voorheen dienende bij het regiment Lansiers) het commando over de veldeskadrons te Valkenswaard. Het Regiment werd vervolgens vanuit Valkenswaard naar de omgeving van Woensel verplaatst. Hier werd voor het eerst een tirailleurpeloton opgericht, onder leiding van luitenant Koning. Op 17 juli 1831 nam kolonel van Balveren te Woensel het commando over het voltallige regiment weer op zich, luitenant-kolonel de Lenne werd zijn plaatsvervanger.
Majoor van Borsselen (Zuid-Nederlander) nam het commando over het depot te Zutphen op zich.*7
Het depot had toen een sterkte van 297 man en 151 paarden. Op 26 juli vond er een Koninklijke Inspectie plaats toen verschillende troepenafdelingen, waaronder RH6, op de heide bij Woensel langs de koning defileerde. Hierna marcheerde RH6 met een halve batterij Rijdende Artillerie (onder leiding van kapitein Bentinck) naar Eersel en werd als voorhoede ingedeeld bij de 3e Divisie.

*7 Omdat de formele uitwisseling nog niet was voltooid, mocht hij formeel nog geen troependienst doen.

Tiendaagse Veldtocht

Op 2 augustus gaf Koning Willem I het bevel om de grens te passeren. De directe aanleiding was het uitroepen van Leopold van Saksen Coburg tot ‘Koning der Belgen.’ Onder leiding van kroonprins Willem van Oranje, bijgestaan door Prins Frederik der Nederlanden (als meer ervaren militaire adviseur) werd de aanval ingezet. Men rukte op over een zo breed mogelijk front om de tegenstander int misleiden over het uiteindelijke aanvalsdoel. De schijnaanval op Antwerpen had succes en het Belgische Scheldeleger verplaatste naar Antwerpen.
Het Regiment Huzaren No. 6 passeerde op 3 augustus bij Arendonck en Postel de grens. Bij Mol was het eerste gevechtscontact met de Belgen. Op 5 augustus ging het voorwaarts tot Beverloo terwijl de vijand relatief gemakkelijk werd teruggedrongen. De 4e (reserve) Divisie, onder leiding van generaal-majoor Cort-Heyligers en met slechts twee ingedeelde eskadrons kurassiers, had meer weerstand. Bij het dorp Houthaelen, 12 km noord van Hasselt, ontstonden enige schermutselingen met Belgische voorposten. Een paar kilometer verder, bij de Winterse Heide, stuitte de 4e Divisie vervolgens bij verrassing op een grote Belgische strijdmacht die in slagorder stond opgesteld. Men was op het Belgische Maasleger gestuit. Deze onaangename verrassing was niet alleen het gevolg het onoverzichtelijke terrein, maar ook het gebrek aan cavalerie bij deze reserve divisie. De Belgen waren overigens net zo verrast als de Nederlanders en vielen niet in kracht aan, terwijl ze wel een getalsoverwicht hadden (10.000 man tegenover 5.000 man bij de Nederlandse 4e Divisie). De 3e Divisie werd op hulp gevraagd. RH6 kreeg op 6 augustus om 17.00 uur daarom opdracht om zich met een sectie Rijdende Artillerie te melden bij de 4e Divisie. Laat in de avond meldde het Regiment zich op de opgedragen plaats, maar hier waren de gevechten al afgelopen. RH6 kreeg hierop een stelling toegewezen bij Houthaelen, waarbij in de nacht een eskadron in voorposten werd gepositioneerd. Verzorging voor man en paard was nauwelijks aanwezig en het Regiment was bijna 24 uuronafgebroken in touw geweest.

Gevechten met het Maasleger

De Belgen hadden intussen door wat er staat te gebeuren en probeerden hun strijdkrachten te concentreren. Het Maasleger werd naar Diest gestuurd en trok zich terug van de Winterse Heide. Het marcheert via de noordkant van Hasselt naar Diest. Het Scheldeleger kreeg ook opdracht naar Diest te marcheren. De terugtrekking van het Maasleger van de Winterse Heide gaf de 4e Divisie lucht en RH6 was ter plaatse niet meer nodig. In de ochtend van 7 augustus moest RH6 zich daarom terugmelden bij de 3e Divisie.

Regiment Huzaren No. 6 bij Kermt

Op 7 augustus werd de opmars hervat. Verkennend voor de 3e Divisie ging RH6 nu zuidwaarts over Kermt richting Kuringen, hiertoe versterkt met een sectie Rijdende Artillerie. Bij Kuringen (ten noorden van Hasselt) werd voor de tweede keer op de voorhoede van het Belgische Maasleger gestoten. Het tirailleurpeloton steeg af en ging te voet voorwaarts. De rest van het Regiment stelde zich in pelotonscolonne op de weg op, omdat het zijterrein geen mogelijkheden tot ontplooien bood. De voorhoede van het Belgische Maasleger drong voorwaarts en vijandelijke afdelingen kwamen uit een gedekte stelling vanuit het bos van Erkenrode naar voren. *8
De sectie Rijdende Artillerie opende het vuur op deze eenheden, maar de overmacht was te groot. Diverse paarden van de Rijdende Artillerie werden gedood en om de stukken terug te kunnen trekken, moesten verschillende huzaren hun paarden afstaan. Gedurende deze terugtrekkende manoeuvre, die ondanks vijandelijk vuur in goede orde plaatsvond, dekte het tirailleurpeloton van RH6 de terugtocht.

De commandant van dit peloton, luitenant de Koning, mocht voor deze heldhaftige actie later de Militaire Willemsorde ontvangen. Bijna mocht hij deze onderscheiding postuum ontvangen, doordat vijandelijke scherpschutters hem gericht onder vuur namen, hierbij geholpen doordat naast hem zijn trompetter-ordonnans op een witte schimmel reed. Luitenant Rambonnet en twee huzaren sneuvelden bij dit gevecht.

*8 Dit werd destijds ‘déboucheren’ genoemd

Toen RH6 meer naar achteren in Kermt stond opgesteld en infanterie het gevecht in de oordrand van Kermt (een bataljon van 13e Infanterie Regiment) had overgenomen, kwam er plotseling een charge van de Belgische 2e Regiment ‘Jagers te Paard.’ Dit was een afgedwaalde patrouille die uit een zijweg kwam en trachtte door de Nederlandse colonnne heen te breken. Deze woest bereden charge drong door het dorp Kermt en een aantal van de doorgebroken Belgische ruiters stootte op de Regimentsleiding van RH6. Eén van de Belgen, de wachtmeester Coureux, herkende de regiments-commandant kolonel van Balveren, uit de Belgische garnizoenstijd, reed op hem toe en verwondde hem met een sabelhouw. Coureux werd bij deze actie ook verwond en krijgsgevangen gemaakt, maar kolonel van Balveren was ernstig gewond. Hij moest het commando over het regiment overdragen aan zijn plaatsvervanger, luitenant-kolonel de Lenne. De gevechten waren hevig geweest en aan beide zijden waren de verliezen aanzienlijk. Bij het vallen van de avond trok de 3e Divisie zich enige kilometers terug op Beringen.

Het Nederlandse leger ontwikkelde nu plannen om het Maasleger bij Hasselt te omvatten. Het Belgische Maasleger zag op haar beurt echter de doortocht naar Diest versperd en besloot terug te vallen op Hasselt om vervolgens te proberen via een zuidelijke omtrekking via Tongeren naar Diest op te marcheren.
Deze manoeuvre werd te laat begonnen en toen het Belgische leger in de middag van 8 augustus door Hasselt trok, naderde juist het Nederlandse leger *9 , met voorop de lichte cavaleriebrigade van generaal-majoor Boreel.

RH6 verkende richting Bilzen en de beide dragonderregimenten verkenden richting Tongeren. Generaal-majoor Boreel doorzag de omtrekkende beweging van de Belgen en liet zijn brigade snel door Hasselt oprukken gadegeslagen door de in de omgeving staande Prins van Oranje en Prins Frederik met hun staf.

Legerbewegingen Tiendaagse Veldtocht

*9 Het Nederlandse leger was op haar beurt weer verrast dat het Belgische leger het slagveld nabij Kermt had ontruimd en compleet teruggetrokken was op Hasselt.
*10 Van de vijf kanonnen die hierbij werden veroverd, werden er later twee geplaatst aan weerszijden van de gedenknaald te Soestdijk. Uit het brons van de andere drie werden na afloop van de veldtocht de
herinneringskruizen geslagen.

Het stadsbestuur van Hasselt bood de Prins van Oranje de sleutels van de stad op een zilveren schotel aan. RH6 trok intussen in oostelijke richting door de stad en wierp zich via de ‘Tongerse Poort’ op de achterhoede van de vijand. Er ontstond aan Belgische zijde chaos: paarden sloegen op hol, karren kantelden en de achterhoede kon maar nauwelijks uit de stad ontsnappen. *10
Het succes werd echter niet uitgebuit, hoewel RH6 de Belgen bleef achtervolgen tot aan Tongeren toe. Deze achtervolging duurde 24 uur.

Hoewel de Belgische achterhoede uit elkaar was geslagen, bleef de hoofdmacht intact, zij het in wanorde. De Belgische terugtocht werd pas in Luik gestaakt. Veel gevangenen en materiaal was in handen van de Nederlanders gevallen en de eerste fase van de Tiendaagse Veldtocht was succesvol geëindigd. Het Maasleger kon geen verbinding vormen met het Scheldeleger en had voorlopig geen gevechtswaarde meer. Aan dit succes had RH6 een groot aandeel gehad, hoewel ze in drie dagen meer dan 56 uur in het zadel had gezeten. Restte nog de vernietiging van het Belgische Scheldeleger en de inname van Brussel. Een glorieuze intocht in Brussel zou immers de smaad van de eerdere aftocht uit die stad (1830) uitwissen.

Via Leuven opmars naar Brussel

Na de nederlaag van het Maasleger lieten de Belgen hun Scheldeleger niet langer oprukken naar Diest, maar gaven het opdracht om bij Leuven in positie te komen om Brussel te beschermen. Ook werd de Fransen om hulp gevraagd. Dit had succes, want op 10 augustus rukten drie Franse colonnes België binnen. De oostelijk colonne marcheerde in de richting van Namen en Luik. De westelijke colonne ging naar Antwerpen en de centrale colonne naar Brussel. Het Nederlandse leger had zich ook gehergroepeerd en de 2e Divisie, onder leiding van generaal-majoor hertog van Saxen-Weimar ten noorden van Leuven gepositioneerd. Het plan was om de stad met één divisie te omvatten via de westelijke flank, waartoe de Brigade Lichte Cavalerie van generaal-majoor Boreel onder bevel werd gesteld van de 2e Divisie. De opdracht was om de weg naar Brussel te blokkeren. De rest van het mobiele Veldleger (1e en 3e Divisie) zou over Tienen naar Leuven oprukken. Koning Willem I had hierbij opdracht gegeven dat onder geen bedding Nederlandse troepen in gevechtscontact mochten komen met de naderende Franse troepen. Snelheid was dus geboden.

Na een dag rust bij Hasselt had RH6 intussen opdracht gekregen zich weer te verenigen met de rest van de Brigade Lichte Cavalerie. RH6 zette de opmars in als voorhoede van de 2e Divisie. Gedurende de nacht van 11 op 12 augustus marcheerde RH6 van Hasselt over Sint Truiden en Dormael naar Tienen en Meerdael om te proberen Leuven op de westelijke flank te omtrekken. Op 12 augustus om 03.00 uur, trok RH6, met opnieuw een sectie Rijdende Artillerie in haar gelederen, over de rivier de Dijle en verder over St-Agata Rode naar de hoogvlakte tussen Brussel en Leuven waar de kunstweg tussen beide steden werd bereikt. De weg naar Brussel was dus geblokkeerd en de opdracht uitgevoerd.

Slag bij Bautersum

De voorhoede van RH6 maakte hier een grote Belgische goederen legertrein buit, waarin zich verschillende krijgskassen bevonden. Een deel van de buit en geld werd onder de troepen verdeeld, waardoor het moreel nog verder steeg. Het Regiment wist in de loop van de middag met succes Belgische eenheden, die probeerden vanuit Leuven uit te breken richting Mechelen of Brussel terug te slaan. De eigenlijke veldslag vond ten oosten van Leuven plaats, voorafgegaan door een veldslag bij Bautersem. Bij deze slag werd nog het paard van de kroonprins Willem van Orange onder hem vandaan dood geschoten. Het Belgische leger werd hier verslagen en de weg naar Brussel lag open.

De centrale Franse colonne, een leger onder leiding van generaal Gérard, was echter genaderd en marcheerde op in Noordelijke richting. Het leger was Brussel al gepasseerd. Aan het einde van 12 augustus naderde bovendien een Engelse gezant met een witte vlag de Nederlandse troepen. Dit was de Engelse gezant te Brussel, Lord William Russell die namens de Britse en Franse regering verklaarde dat Engeland en Frankrijk ten gunste van België tussenbeide waren gekomen. Ook een Franse generaal (Belliard) meldde zich bij de Hertog van Saksen Weimar met dezelfde mededeling. Koning Willem I accepteerde de interventie, maar eiste wel om de Nederlandse eer te redden en als bewijs van de Belgische nederlaag, de overgave van de stad Leuven. Aan deze eis werd gehoord gegeven en de Nederlandse troepen trokken in triomf door de stad om zich vervolgens naar Nederland terug te trekken.

Kaart met troepenbewegingen van de Nederlandse eenheden

Zo ook RH6, die intussen op de IJzeren Berg bij Leuven in stelling was gekomen. Over Leuven trok het Regiment hierna terug op Bierbeek. Tegen middernacht ontstond echter nog commotie bij de voorposten van RH6, omdat opdringende Franse huzaren het vuur hadden geopend en Nederlandse huzaren teruggeschoten hadden. Uit politiek belang maar met tegenzin werden de terugtocht bevelen opgevolgd en het gevecht afgebroken. Over Tienen ging R-6 terug naar Alken. Daarna werd via Beeringen en Neerpelt op 19 augustus Eindhoven bereikt en de oude legeringskwartieren weer ingenomen.
Aan Nederlandse zijde werd de strafexpeditie als een succes beschouwd. De nationale trots was gered en de populariteit van de kroonprins was verder toegenomen. De snelle interventie van de Fransen had erger voorkomen, maar het eigenmachtige optreden van de Fransen had toch ook een breuk in de internationale coalitie veroorzaakt. Op de conferentie te Londen waar de afscheiding van België werd geregeld, was de positie van Nederland versterkt. Zeeuws-Vlaanderen en Maastricht bleven voor Nederland behouden. Ook het Groothertogdom Luxemburg bleef (weliswaar grotendeels) behouden voor het huis van Oranje (maar niet voor Nederland) en werd niet bij België gevoegd. Ook het conflict over de staatsschuld werd in Nederlands voordeel beslecht. Koning Willem I was desondanks nog niet tevreden en wilde verdere aanpassing van de regeling in Nederlands voordeel. Hij kreeg geen steun van de geallieerden en weigerde het akkoord te ondertekenen.
Tijdens de Tiendaagse Veldtocht zijn in totaal 131 Nederlandse militairen gesneuveld en 590 gewond geraakt. In totaal zijn 876 dapperheidsonderscheidingen uitgereikt, waarvan 139 bij cavalerie-eenheden. Bij RH6 is 12 maal de Militaire Willemsorde uitgereikt, waarvan zeven officieren (ondermeer kolonel van Balveren), drie onderofficieren en twee huzaren.

Nadien

Koning Willem I hield de vloot en leger op oorlogssterkte, totdat hij (gedwongen door de oplopende kosten) pas in 1839 instemde met het akkoord van Londen. Ter demonstratie hield hij bijvoorbeeld op 29 augustus 1831 een parade op de heide bij Acht, waaraan ook RH6 deelnam. In september 1832 kwam de Standaard bij het Regiment terug. De luitenant-kolonel de Quaita had hem uit handen van de opstandelingen weten te houden, nadat het Regiment Doornik had verlaten. In Parijs had hij de Standaard aan de Nederlandse gezant gegeven. Omdat hij Zuid-Nederlander was, werd aan hem eervol ontslag verleend. Ook kapitein-kwartiermeester F.L. Matt melde zich terug met de ongeschonden regimentsarchieven en de krijgskas.

Nederlandse overwinning bij Leuven

De periode tot 1839 is voor het Regiment een reeks van nuttige en mooie jaren geweest. Eenmaal per week verzamelde generaal-majoor Boreel zijn Brigade Lichte Cavalerie met de batterij Rijdende Artillerie voor oefeningen. In deze tijd werd het Regiment ook compleet gemaakt met aanvullend personeel. Luitenant-kolonel de Lenne nam de leiding over het depot over. In 1832 werd het Regiment van vier op vijf eskadrons gebracht. In 1834 ging het 4e eskadron naar Maastricht om hier de Kurassiers af te lossen. Intussen was in november 1832 een Engels leger van 90.00 man België te hulp gekomen en werden alle Nederlandse havens geblokkeerd. De druk op Nederland en met name Koning Willem I nam toe, zeker nadat op 24 december 1832 de citadel van Antwerpen zich moest overgeven. Het jaar daarop werd formeel een wapenstilstand getekend en krijgsgevangenen keerden terug. Op 30 april 1835 werd de tot generaal-majoor bevorderde kolonel van Balveren benoemd tot Commandant der Depots en werd hij door kolonel Royen opgevolgd als regiments- commandant.

Op 8 februari 1839 werd generaal-majoor Boreel commandant van de Divisie Cavalerie bij het Veldleger en kort voor zijn pensionering op 5 november 1840 nog benoemd tot luitenant-generaal.
Kolonel Graaf Dumonceau volgde Boreel op als brigadecommandant van de Brigade Lichte Cavalerie. Terwijl het merendeel van de infanterie eenheden al naar haar vredeskwartieren was afgemarcheerd, bleef RH6 als één van de weinige eenheden de grens beveiligen. Aan deze toestand kwam een einde toen in maart 1839 RH6 naar Limburg werd verplaatst. De regimentsstaf en twee eskadrons kwamen in Maastricht terecht, twee eskadrons werden in Venlo geplaatst en één in Roermond. Op 18 februari 1841 nam kolonel de Bellefroid het commando over het regiment over, dat intussen haar sterkte met één eskadron had zien verminderen. In de zomer van 1841 volgden nog brigade-oefeningen in de omgeving van Tilburg.

Kolonel H. van Royen

*11 De nieuwe cavalerie organisatie zou gaan bestaan uit twee regimenten zware dragonders, twee regimenten
lichte dragonders en twee regimenten lansiers.


*12 Het 10e Regiment Lansiers (10RL) werd het 1e Regiment Lansiers (2RL)

Bezuinigingen en reorganisaties

Het koninkrijk was bijna failliet. De staatsschuld bedroeg meer dan een miljard gulden en alleen al de rente hiervan slokte de helft van de rijksbegroting op. Bezuinigingen kwamen op de cavalerie en RH6 af. Bijna een kwart van de officieren en een derde van de paarden moesten verdwijnen. De gehele
cavalerie werd georganiseerd *11, zoals vastgelegd in Koninklijk Besluit van 10 maart 1841. RH6 werd het 2e Regiment Lansiers (2RL) *12.

De onderverdeling van de eskadrons in compagnieën verdween en de sterkte werd verminderd met 1 opperwachtmeester, 4 korporaals, 12 vrijwilligers en 25 paarden. Het aantal miliciens per eskadron steeg van 40, naar 50, maar daarvan waren er 10 in reserve en 20 met groot verlof. De 20 miliciens die in werkelijke dienst waren, dienden er 10 jaarlijks slechts een half jaar en de andere 10 slechts één maand. Het operationele concept van het leger werd (weer) gebaseerd op verdediging van de Nieuwe Hollandse Waterlinie. De rang van Luitenant-Cornet werd afgeschaft en zijn taak als Standaarddrager werd overgenomen door een Adjudant-onderofficier. Dit moment is de ‘geboorte’ van de RegimentsAdjudant!

In 1840 werd een eskadron van het Regiment afgenomen (terug van vijf naar vier eskadrons) en toegevoegd bij een eskadron Jagers te Paard. Samen met dit eskadron vormde zij het Limburgse Bonds Contingent.

*13 Dit bondscontingent moest in voorkomend geval aan de Duitse Bond ter beschikking worden gesteld. Aanvankelijk bleven beide eskadrons in naam onder bevel van 2RL, maar op 10 september 1849 werden ze uit het regimentsverband losgemaakt en vormden een nieuw Regiment Jagers te Paard. Op 17 april 1854 ontving dit nieuwe regiment haar Standaard uit handen van generaal-majoor Storm de Grave, destijds de commandant van de 2e Brigade Cavalerie. Lang duurde dit niet, want in 1867 zou dit regiment weer worden opgeheven en het personeel verdeeld over andere cavalerieregimenten. Ook was in 1843 intussen het 4e Regiment Lichte Dragonders opgeheven en haar personeelsleden over de drie andere dragonderregimenten verdeeld, waarbij het verschil tussen licht en zwaar kwam te vervallen.

Standaarddrager 6RH

Bij alle cavalerie eskadrons (dus ook bij 2RL) verdween de tweede ritmeester en werden de paarden teruggebracht van 129 naar 105. De luitenants mochten nog slechts één paard hebben. De diensttijd van de 10 miliciens die een half jaar dienden per jaar werd nog verder verkort tot 3 maanden.

*13 Limburg was formeel nog lid van de Duitse Bond. Een contingent vanuit Limburg heeft zelfs nog deel genomen aan de oorlog van de door Pruissen geleide Duitse Bond tegen Denemarken, maar hierbij geen gevechtshandelingen gezien.

2e Regiment Lansiers

2RL had intussen in mei 1845 Limburg verlaten en was naar Den Haag vertrokken om gelegerd te worden in de Alexander kazerne.

Hier was tot 1846 ook het 1e Regiment Dragonders gelegerd en later een batterij van het Korps Rijdende Artillerie.

Op 2 nov 1848 werd kolonel K.E. Baron van Heerdt de nieuwe regimentscommandant.

Na het vertrek van de twee eskadrons Limburgse Bondscontingent (Jagers te Paard) op 10 september 1849 werd het restant van 2RL samengevoegd met 1e Regiment Lansiers (1RL, voorheen 10RL) om gezamenlijk te Deventer een nieuw regiment te vormen: 4e Regiment Dragonders.