Joint Istar Commando (JISTARC)
In 2011 werd het 103 ISTAR, samen met het Tactical Air Reconnaissance Centre (TARC) van het Command der Luchtstrijdkrachten, omgevormd tot het Joint Istar Commando (JISTARC). Dat bestond daarmee uit 102 Elektronische Oorlog Voeringscompagnie, 103 en 104 Verkenningseskadron, 105 Field Humint-eskadron, 106 Inlichtingen-eskadron, 107 Aerial Systems Batterij (met inbegrip van het TARC) en een Stafstafeskadron. Het Joint ISTAR-Commando is registratief ingedeeld bij het regiment Huzaren van Boreel en onder single service management bij het Commando Landstrijdkrachten ondergebracht.
Taakstelling JISTARC
De taakstelling van het JISTARC luidt: het JISTARC dient in staat te zijn om in nationaal, joint en/of combined verband deel te nemen aan operaties van ieder geweldsniveau in nagenoeg ieder operatiegebied passend binnen het ambitieniveau van Defensie. Hierbij levert het binnen de vigerende regelgeving tijdige en relevante informatie, inlichtingen en doelgegevens ten behoeve van commandovoering en doelbestrijding aan de te steunen eenheid, waardoor wordt bijgedragen aan de informatiedominantie van deze eenheid. Dit kan zijn op tactisch en operationeel niveau in joint en/of combined operaties van eenheden tot en met component command dan wel aan civiele autoriteiten.
In verband met bezuinigingen op Defensie is een verregaande integratie voorgesteld van de staven van het Defensie Inlichtingen en Veiligheidinstituut (DIVI) als onderdeel van het Opleidings- en Trainings Commando (OTCo) en het JISTARC. Verdere reductie in personeel moet worden gevonden in de intensivering van de samenwerking tussen de DIVI-JISTARC combinatie en de Militaire Inlichtingen en Veiligheids Dienst (MIVD).
Het meest zichtbaar in Nederland is JISTARC met de bijstand aan de politie met onbemande vliegtuigjes, de zogenaamde Raven.
102 Elektronische Oorlogsvoeringscompagnie (102 EOVCie)
Uit: Ingelicht, 2002, nr. 2.
Elektronische Oorlogsvoering (EOV) bij de Landmacht vertoont een bijzondere ontwikkeling.
Er is misschien zelfs sprake van een evolutionaire stap, waarbij EOV los komt van het traditionele ‘afluisteren’ van radio’s en overgaat tot elektronisch verkennen van het gevechtsveld. Peilers worden elektronische sensoren die ‘rondkijken’, hun informatie vergelijken met de informatie uit andere sensoren en proberen een beeld op te bouwen van wat er vanuit elektronisch perspectief rondom hen heen gebeurt.
Waarom nu deze ontwikkeling, er was toch geen sprake van een slecht functioneren van de EOV-middelen?
De inzet in onder meer Bosnië was zeer succesvol en leverde veel informatie op voor de lokale SFORcommandant. Ook personeel van het Verwervingscentrum van de MID/AVI in Eibergen heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld. Toch zijn er een paar redenen waarom het concept tegen het licht moet worden gehouden.
Taalafhankelijkheid is bottleneck
De belangrijkste reden is dat de inzet van de Koninklijke Landmacht (KL) EOV-middelen niet meer in de Noordduitse laagvlakte gebeurt. Als we rondkijken zien we een recente Nederlandse betrokkenheid bij conflicten in Afghanistan, Ethiopië en uiteraard voormalig Joegoslavië. Gelukkig kon met de taalspecialisatie Russisch toch aardig succes worden gehaald in voormalig Joegoslavië en dankzij de vroegere invloeden van Rusland zelfs in die andere genoemde landen. Toch geeft dit scenario nadrukkelijk de beperkingen aan van informatie winnen uit communicatiemiddelen. Taalafhankelijkheid is de bottleneck van het huidige systeem. Er zijn echter meer redenen.
Niet weggooien wat werkt
De ontwikkelingen bij communicatiemiddelen zijn stormachtig. De belangrijkste tendensen zijn digitalisering, grotere bandbreedte-behoefte en dus gebruik van hogere frequenties en internetachtige communicatiestructuren. Dit heeft tot gevolg dat er over een paar jaar nauwelijks nog communicatiemiddelen zullen zijn die af te luisteren zijn. We moeten ook daarom EOV aanpassen, zonder echter weg te gooien wat werkt. Welke gevolgen hebben deze ontwikkelingen voor EOV?
Op technisch gebied wordt er meer de nadruk gelegd op het opbouwen van een beeld van het gebied van belangstelling, waarin zich de communicatiemiddelen bevinden. Er moet een beeld worden opgebouwd hoe zenders zijn verdeeld in het gebied, en op basis daarvan moet een slagorde worden vastgesteld. De peilers moeten worden gemoderniseerd en in staat zijn ook in het hogere frequentiebereik waar te kunnen nemen.
Nu al beproeven we systemen die in staat zijn frequentiehoppers te intercepteren en die dan vervolgens de traditionele peilers in staat stellen de zenders te lokaliseren.
EOV wordt uitgebreid met radar-sensoren. Naar verwachting zullen we vanaf 2006 ook in het radargebied kunnen waarnemen. Maar het gaat echter verder dan radar, want ook moderne communicatiesystemen zitten op dezelfde frequentieband. Ook hier worden de sensoren als aanvulling ingezet op de sensoren in het traditionele communicatiegebied.
Van taal naar technische interceptie
De taalcomponent wordt niet meer de bepalende factor in het totale proces, het wordt een aanvullende factor. In de nabije toekomst zullen er nog veel situaties zijn waar de taalinterceptie essentiële informatie oplevert voor het inlichtingenproces, dat zal ook nooit helemaal verdwijnen. Er komt echter een moment, een omslagpunt, waar het meer toeval dan regel zal zijn dat er uit de taalinterceptie iets waardevols komt. En de situaties waarin er helemaal geen spraakinterceptie mogelijk is (wegens het ontbreken van taalvaardigheid voor een bepaald inzetgebied) zullen ook toenemen, getuige Ethiopië en Afghanistan.
Dit alles heeft ook gevolgen voor de bedrijfsvoering. Het accent wordt verlegd van taalinterceptie naar technische interceptie. De analyse gaat meer en meer leunen op het in kaart brengen van zenders in het gebied van belangstelling, gegevens afleiden uit karakteristieken en combinaties van zenders in het elektromagnetische spectrum. De taal wordt een extraatje die soms extra informatie levert. De nu nog geldende taaleisen voor de analisten verdwijnen grotendeels, de bedrijfsvoering mag niet meer zijn afgestemd op de bottleneck ‘taal’. Het zal echter nog wel enkele jaren duren voor het zover is.
Ook accentverschuiving bij de MID
EOV bij de Landmacht gaat een boeiende tijd tegemoet, een periode waarin veel wordt gevraagd van het zittende personeel, maar waarin ook veel wordt geïnvesteerd om het ook in de toekomst levensvatbaar te houden. Juist crisisbeheersingsoperaties hebben de waarde van EOV aangetoond ten behoeve van bescherming van eigen troepen (Force Protection).
Ook de relatie met de MID zal een andere gaan worden. 102 EOVcie zal steeds meer een technisch hoogstaand middel worden om het gebied van belangstelling vanuit het perspectief van het elektromagnetisch spectrum in kaart te brengen. De MID moet op zijn beurt de voorwaarden scheppen om in allerlei situaties te kunnen opereren. Zij moeten de basisinlichtingen aanleveren waarmee 102 EOVcie aan de slag kan. De samenwerking zal ook fundamenteel anders moeten zijn. Dit betekent ook bij de MID een accentverschuiving.
Het accent zal dus moeten verschuiven van taalspecialisten naar technische deskundigen.
103 Intelligence, Surveillance, Targetacquisation en Reconnaissance bataljon (103 ISTAR)
In 2003 werd het 101 MIPel opgenomen in het 103 Intelligence, Surveillance, Targetacquisation en Reconnaissance bataljon (103 ISTAR). Naast dit peleton werden ook het 101 Remotely Piloted Vehiclebatterij (101 RPVbt, ‘t Harde), 101 Artillerie Ondersteuningsbatterij (101 ArtOstbt, ´t Harde) en 102 Elektronische Oorlogvoeringscompagnie (102 EOVcie, sinds 1 januari 2001 in Garderen) en delen van 103 Verkenningsbataljon (103 Verkbat) in dit nieuwe bataljon opgenomen.
De taakomschrijving luidde: lever tijdig relevante en bevestigde inlichtingen ter ondersteuning van zowel het command en control proces als het targetting proces op legerkorps- en brigadeniveau.
De taken zijn te verdelen in vier hoofdtaken.
– De belangrijkste taak is de operationele inzet: “voorzie commandanten van inlichtingen en doelinformatie”, want boven alles is het ISTAR bataljon een tactische eenheid.
– De tweede taak is het ondersteunen van de J2 CDS in de planningsfase van operaties.
– Het ondersteunen van de MIVD met analyse capaciteit.
– Algemene koninkrijkstaken.
In 2006 bestond de eenheid bestaan uit ongeveer 810 functieplaatsen en was deze in de kazernesituatie als volgt samengesteld:
– een MI&Ststesk bestaande uit een Logistiek peloton, een Field Support Peloton (FSP), een Militair Geografisch (MILGEO) Peloton en militaire analisten;
– een Remotely Piloted Vehicle (RPV) batterij die op in 2004 bestond uit twee pelotons maar wordt uitgebreid met een derde peloton dat mogelijk wordt gevuld met Noors personeel;
– een elektronische oorlogvoeringcompagnie (in de nabije toekomst uitgerust met zowel lichte als zware middelen voor Electronic Support Measures (ESM), VHF en HF interceptie en capaciteit voor Electronic Counter Measures (ECM));
– een artillerie ondersteuningsbatterij uitgerust met drie pelotons wapen locatie radar en weermeet capaciteit;
– twee grondgebonden verkenningseskadrons.
Het eerste eskadron zal worden gevormd door het verkenningseskadron (41 BVE) dat vrij komt bij de opheffing van 41 Mechbrig uit Seedorf. Later wordt een tweede eskadron toegevoegd. Over hoe dit eskadron er exact uit gaat zien wordt nog volop nagedacht. Beide eskadrons worden uitgerust met het nieuwe lichte verkenningsvoertuig de FENNEK. Hierin is ook een beperkte MRAT capaciteit aanwezig.
Bij operationele inzet van het bataljon wordt de organisatie enigszins aangepast. Uitgezonderd de verkenningseskadrons wordt het compagnies-, batterijniveau verwijderd en worden de sensorpelotons door het bataljon aangestuurd. Dit gebeurt vanuit de bataljons OPS waarin de batterij- en compagniescommandogroepen zijn opgenomen.
Tevens zullen er in deze OPS liaisons aanwezig zijn van internationale eenheden die onder het bataljon zijn aangeklikt. Vooralsnog zijn hiervoor met de Noorse krijgsmacht de meest vergevorderde afspraken gemaakt.
Ook in Noorwegen wordt hard gewerkt aan de oprichting van een ISTAR bataljon en bestaat grote behoefte aan samenwerking.
Naast een OPS cell zijn er in de bataljon CP een Plans cell, een Battalion Electronic Warfare Co-ordination Centre (BEWCC) en een All Course Information Cell waarin zowel militaire- als terreinanalisten aanwezig zijn.
Vanuit het bataljon wordt een liaison uitgebracht naar de G2 en G3 (Deep operations cell/Air Space Control co-ordination) van de te steunen staf en naar de voorbrigades.
Gedachte wijze van optreden
Het inlichtingenproces, verzamelen en verspreiden van inlichtingen ter ondersteuning van de besluitvorming van commandanten, klinkt simpel en is bij “klassieke” gevechtsoperaties voor iedereen duidelijk. Een commandant heeft behoefte aan goede inlichtingen om zijn reserve tijdig en effectief in te zetten. Voor een Peace Support Operation (PSO) ligt dit anders en zijn de diverse missies moeilijk te vergelijken.
Zowel tijdens gevechtsoperaties als PSO zijn de Standing Operating Procedures (SOP) gebaseerd op de inlichtingencyclus die bestaat uit:
– De commandant of G2 van de te steunen staf initieert de inlichtingencyclus door zijn kritische informatiebehoefte bekend te stellen in de vorm van een Intell Collection Plan (ICP). Hiermee start C-103 ISTAR batatjon zijn detailplanning en zendt zijn operatieplan naar zijn sensor commandanten.
– Het verzamelen gebeurt door de eovpels, rpvpels, artostpels, verkesks, FSP en eventuele externe (internationale) eenheden.
Deze sensoren rapporteren aan de OPS. Vanuit de OPS wordt de informatie, al dan niet gelijktijdig, doorgegeven aan de ASIC voor analyse, de G2 en overige belanghebbenden. Met deze laatste worden vooral bedoeld eenheden die om wille van snelheid dienen te worden voorzien van force protection informatie. In dit proces kan een goed werkend ISIS grote ondersteuning bieden.
Het is ook mogelijk om deze cyclus in te korten door informatie over b.v High Payoff Targets direct ter beschikking te stellen aan een vooraf bepaalde bestrijdingseenheid.
Ook is het mogelijk om “single course” informatie direct vanuit de OPS door te geven aan de G2, zonder een assessment van de analisten. Tijdens de operationele inzet zal dit proces zich afspelen vanuit sheltervoertuigen met als hart van het systeem een drietal OMW’n waarin de OPS, Plans en ASIC zijn gehuisvest.
In 2011 werd het 103 ISTAR, samen met het Tactical Air Reconnaissance Centre (TARC) van het Command der Luchtstrijdkrachten, omgevormd tot het Joint Istar Commando (JISTARC).
105 Field Humint-eskadron (105 FHE)
In het tijdschrift VOC-mededelingen (nr. 4, 2011) stond een artikel over deze eenheid. De tekst van dit artikel volgt hierna.
Rondom de activiteiten van het 105 Field Humint-eskadron (105 FHE) heerst veel geheimzinnigheid. Binnen het FHE spreken wij liever van “zinnige geheimen” In dit artikel wordt een tipje van die sluier opgelicht en willen we een vorm van openheid en bekendheid creëren. Met name nu het Joint ISTAR Command een feit is en we voor de gehele krijgsmacht worden ingezet.
Wat betekent JOINT voor 105 FHE?
Joint voor 105 FHE betekent naast inzet ten behoeve van de gehele krijgsmacht ook dat de functies van 105 gevuld worden door alle vier de krijgsmachtdelen. Getalsmatig ziet het er als volgt uit, CLAS 63 personeelsleden, CZSK 11, KMAR 7 en het CLSK 4. Voor het eskadron is het uitdaging om de inlichtingenfuncties met het juiste personeel te vullen en militairen van het juiste kaliber te vinden en te binden, waarover later meer.
Informatiebehoefte
Tijdens missies bestaat er altijd een informatiebehoefte. Men zoekt naar antwoorden op belangrijke vragen, die uiteindelijk moeten leiden tot een goede inschatting van de dreiging in een bepaald gebied. Aan de hand van de geanalyseerde informatie worden beslissingen genomen. Het is de taak van een Field Humint Team (FHT) om mede antwoorden te zoeken op de vragen van de commandant. Het FHT zoekt naar de juiste personen die mogelijk deze vragen kunnen beantwoorden en het team maakt een selectie aan de hand van bijvoorbeeld welke motivatie hebben de personen om met ons te praten. Het FHT verzamelt de benodigde informatie uit de gesprekken met deze contactpersonen en maakt daar een verslag van en vervolgens wordt deze informatie d.m.v. de geëigende systemen verspreid. Het gesprek kan plaatsvinden tijdens een bezoek, of zelfs telefonisch. Het kan voorkomen dat deze informatie door ondervraging verkregen moet worden.
De tweede hoofdtaak voor het FHE is het leveren van Operationeel Ondervragers voor de gehele krijgsmacht. De analyse van de verkregen informatie wordt gedaan door het All Sources Intelligence Cell (ASIC).
Het gesprek
Het voordeel van Humint is dat, mits de relatie met de ondervraagde natuurlijk goed is, alles gevraagd kan worden. Zelfs de mogelijke intenties of andere ontastbaarheden die normaliter niet visueel of technisch meetbaar zijn door andere sensoren. Bijvoorbeeld in Afghanistan: wat zijn de intenties van een Taliban-commandant?
Het FHT kan als het ware in de gedachtewereld van de gesprekspartner betrokken worden. Om de waarde van Humint aan te geven: Humint heeft een essentiële bijdrage geleverd bij het lokaliseren van Saddam Hoessein en Osama Bin Laden.
Verantwoordelijkheden
Er rust een grote verantwoordelijkheid op het JISTARC personeel bij het werk binnen een FHT. Want de informatie die verkregen wordt, kan grote gevolgen hebben voor de bron die met ons gesproken heeft. Er dient dus zeer nauwkeurig en veiligheidsgericht om te worden gegaan met alle informatie aangaande de persoon, locatie en alle randinformatie die de identiteit van de bron zou kunnen identificeren. Bovendien kleven er soms politieke gevoeligheden aan; Nederland wil niet altijd met iedereen worden geassocieerd.
Selectie
De weg naar een baan van je leven. Helaas kan niet iedereen zomaar bij 105 FHE aan de slag, maar dient de kandidaat aan een bepaald competentieprofiel te voldoen.
JISTARC zoekt voor Humint operaties personeel dat o.a. communicatief zeer sterk is. De route die gevolgd moeten worden voor een plaatsing bij 105 FHE is als volgt: eerst vindt er een informatief gesprek plaats bij het FHE, dan wordt er een assessment gemaakt bij het PAS (Psychologisch Advies en Selectie) centrum en uiteindelijk volgt dan de CHC opleiding (Contact Handling Course). De opleiding is pas compleet als men een uitzending heeft gehad als ‘operator’ in een missiegebied.
106 Inlichtingeneskadron 106 IE
In het tijdschrift VOC-mededelingen (nr. 4, 2011) stond een artikel over deze eenheid. De tekst van dit artikel volgt hierna.
Bij de oprichting van het Joint Intelligence Surveillance Target Acquisition Reconnaissance Commando (JISTARC) is de All Source Intelligence Cell (ASIC) zoals deze tot op heden bekend is, getransformeerd naar het 106 Inlichtingeneskadron.
Dit eskadron vormt de analysecapaciteit binnen het JISTARC die generieke modules opleidt, formeert en aanbiedt als additionele inlichtingenondersteuning in de Environment Cell (EC) van de respectievelijke brigades voor hun operationele inzet. Voor gereedstelling volgen zij het opwerkprogramma van de ISTAR-module en worden ver-volgens overgedragen aan de brigade. Vanuit de vredes-bedrijfsvoering worden de Operationeel Commando’s (OpCo), J2 DOPS en overige krijgsmachtonderdelen voorzien van inlichtingenondersteuning en producten. Als derde hoofdtaak stelt het eskadron inlichtingencapaciteit beschikbaar voor inzet bij Nationale Operaties in het kader van de Intensivering Civiel Militaire Samenwerking (ICMS). Afhankelijk van de inlichtingenbehoefte kan de samenstelling van een generieke module worden aangepast (tailor made).
Het 106 Inlichtingeneskadron bestaat uit een eskadronsstaf, het inlichtingenpeloton (inlpel), Inlichtingen Support Peloton (inlsptpel) en het Geo Support Peloton(geosptpel). Het analyse productieproces wordt aangestuurd door bureau Plans/ Production. De pelotons bestaan uit een diversiteit aan specialismen die gezamenlijk, in de juiste mix van expertise, een integraal, multidisciplinair eindproduct genereren voor de behoeftesteller. De personele bezetting is bij volledige vulling van het eskadron 122 medewerkers. Binnen het Inlichtingenpeloton zijn militaire analisten (MA), human terrain analisten (HTA) en geo spacial analisten werkzaam. In het Inlsptpel zijn de expertises OSINT, IMINT, GNINT en FORINT ondergebracht. Het geosptpel levert grafische ondersteuning en terreinmeetcapaciteit. Gezamenlijk leveren zij in de aanloop naar een operatie integrale producten ter ondersteuning van het besluitvormingsproces van de operationele commandant conform de inlichtingencyclus.
Tijdens de operatie dragen zij bij aan de Situational Awarenesss (SA) in het missiegebied, leveren thematische diepteanalyses, maken assessments (voorspellend vermogen) en doen aan scenariobuilding. De hoofdaandachtsgebieden liggen bij:
• weer/terrein/klimaat, hydrografie, infra, thematische visualisatie in tijd en ruimte
• partijen en groeperingen, politieke en sociale omgeving/cultuur/religie en media
• (Ir)reguliere strijdkrachten (organisatie/optreden/capabiliteit)/criminaliteit, modus operandi/courses of action en mijnen/UXOs/IEDs/mil kunstwerken
Het inlichtingenproces valt of staat bij de beschikbaarheid van informatie. Deze informatie wordt voor een groot deel verkregen uit de sensoren van het JISTARC. De sensoren worden in een operatie vanuit hun taakstelling conform het Intel Collection Plan (ICP) opgedragen om specifieke informatie in het missiegebied te zoeken d.m.v. observatie, bevraging enz. en in rapportages aan te bieden aan de EC. De overige informatie wordt verkregen uit (gerubriceerde) netwerksystemen, open bron informatie en rapportages van hogere- en neveneenheden. Kaartmateriaal (inbegrepen in digitale vorm) wordt verworven via de Dienst Geografie Koninklijke Landmacht. De verkregen informatie wordt in een breed scala aan geavanceerde computersystemen, databases en applicaties opgeslagen, verwerkt, geanalyseerd tot een integraal inlichtingen eindproduct. Vervolgens wordt het eindproduct overgedragen aan de behoeftesteller. De kwaliteit van het eindproduct is naast de beschikbare expertise afhankelijk van de beschikbaarheid van het personeel (werkdruk), beschikbaren informatie (input), beschikbare (ICT) middelen en tijd en ruimtefactoren.
Personeel van 106 Inlesk levert al geruime tijd een bijdrage aan operaties in uitzendgebieden. Zo zijn er significante bijdrages geleverd aan missies als SFIR, DTF, ISAF, RDTF, OEF, EUSEC, NLMARFOR, ATALANTA en momenteel is een module actief in Kunduz. In 2010 is 106 Inlesk begonnen met de ondersteuning van Nationale Operaties (NatOps).