42 Zelfstandig Verkenningseskadron
Inzet bij de Molukse Treinkaping in Wijster in december 1975

Op dinsdagochtend 2 december 1975 werd om 10:07 de stoptrein Groningen-Zwolle met de noodrem tot stilstand gebracht tussen de weilanden bij het dorp Wijster (Drenthe), tussen station Hoogeveen en station Beilen. Zeven bewapende Zuid-Molukse jongeren uit Bovensmilde hadden de trein gekaapt in hun streven naar een onafhankelijke Republiek der Zuid-Molukken. Bij deze gewelddadige actie vielen drie doden: de machinist en twee passagiers werden door de kapers doodgeschoten. Tegelijk met de kaping bezette een andere groep Molukkers, eveneens een groep van zeven uit Bovensmilde, het Indonesische consulaat in Amsterdam.
Bij aanvang van de kaping werd de machinist die stoptrein bestuurde, doodgeschoten. Toen bleek dat de Nederlandse overheid de eisen niet snel wilde inwilligen probeerden de kapers een passagier vermoorden, maar hij wist uit de trein te springen; de kapers schoten op hem waarna hij deed alsof hij dood was; na 5 tot 10 minuten rende hij weg en was vrij. Vervolgens werd een andere passagier doodgeschoten. In de eerste dagen zijn alle gegijzelden in het achterste treinstel ontsnapt. Ook de conducteur wist te ontsnappen. Op 4 december werd nog een gegezijzelde gedood. Er waren toen nog dertig gegijzelden over, allen in het voorste treinstel. De lichamen van de doodgeschoten gegijzelden werden uit de trein gegooid en bleven daar enkele dagen liggen voordat toestemming werd gegeven om ze weg te halen.
Na bemiddeling door Johan Manusama (president in ballingschap van de Republik Maluku Selatan) en de weduwe van Chris Soumokil (president van de Republiek van de Zuid-Molukken) gaven de kapers zich na 12 dagen op 14 december over, waarbij meespeelde dat er berichten waren over represailles op de Molukken. Bovendien was het intussen flink gaan vriezen, waardoor het verblijf in de trein ook voor de kapers onaangenaam werd. Tijdens hun berechting in 1976 werden ze veroordeeld tot gevangenisstraffen van veertien jaar. Allen zaten hun straf uit, op een na; in 1978 pleegde hij in de gevangenis zelfmoord.
De treinkaping was groot nieuws en al de volgende dag werden door de Nederlandse overheid voorbereidingen getroffen om het leger in te zetten. Op woensdag 3 december ging bij 42 ZVE op de Winkelmankazerne in Nunspeet het gerucht al rond dat de eenheid zal worden ingezet bij de treinkaping. Op donderdag 4 december kwam inderdaad het bevel binnen om een Rasura-groep1 (radarploeg) naar Wijster te sturen. 42 ZVE onder leiding van eskadronsopper owi Molenaar besloot om de wmr Bakkenes (opc 1e pel) met vijf man naar de plaats van de treinkaping te sturen. Snel werd er gehandeld, voertuig werd beladen en de familie in kennis gesteld van het vertrek. Dezelfde dag om 18.00 uur vertrok de M113A1 (parknummer Z50) onder marechaussee begeleiding zelfstandig over de weg naar Wijster, waar ze zich om 20.00 uur meldden op het politiebureau te Wijster bij de dienstdoend adjudant van de Rijkspolitie. De adjudant (met stevig postuur en bromsnor) wist niets van de opdracht en kon geen verdere aanwijzingen geven. Wel zorgde hij voor eten, want volgens hem “kun je met een lege maag de strijd niet aan.” Toen hij vernam dat de militairen van de cavalerie zijn, vroeg hij nog wel waar ze ‘hun tank’ hebben geparkeerd. Hij snapte niet wat een Rasura-ploeg is en wat ze kunnen. Tijdens het eten informeerde hij wel bij hogerhand naar nadere aanwijzingen.
Rond 22.30 werd duidelijk wat de bedoeling is en wordt de Rasura-ploeg door een eerste luitenant van 42 ZVE (die mee was als liaison officier) een plek gewezen op 400 meter afstand van de trein op het erf van een boerderij aan de Oosterse Veldweg. De gebeurtenissen maakten diepe indruk op de militairen van 42 ZVE, die een gevoel van machteloosheid hebben m.b.t. tot de in trein verblijvende onschuldige passagiers. De gekaapte trein werd in de nachtelijke duisternis beschenen door wat zoeklichten van de omliggende militairen voertuigen. Dit maakte een macabere indruk.


Het ratelende geluid van de M13A1 op het erf van de boerderij en de stemmen van de ploeg maakten de bewoners zo angstig dat de boer, terwijl hij door de brievenbus naar buiten keek en zag wat er gaande was, zijn gezin de opdracht gaf om met de hele familie vader moeder en drie dochters de nacht door te brengen in de kelder. De Rasura ploeg zelf bracht de nacht door in koeienstal waar voldoende hooi aanwezig was.
De volgende dag kon wmr Bakkenes zich bij dag aanbreken voorstellen aan de boer. Die haalde opgelucht adem en bood de hele Rasura-ploeg koffie aan, die immers als ‘beschermers’ werden gezien. De boer begon met melken van de koeien en de boerin begon familie geruststellend op te bellen met “d’r stoat ‘n tank op t’aerf”. Aan de overkant van de weg stond een vakantieboerderij en deze bood een goede uitgangspositie om in de avond en nacht goed gecamoufleerd het voorterrein vanaf de trein tot een opgegeven punt te voet te gaan verkennen. Op vrijdag avond 5 december om 18.00 uur startte de eerste verkenning. In de nacht van vrijdag op zaterdag om 02.30 uur meldde één van de huzaren, kruipende mannen te hebben gehoord. Toen dit werd gecontroleerd door de Rasura commandant constateerde hij hetzelfde. Deze bevindingen werden direct doorgegeven (inclusief locatie), aan de staf die de leiding had over diverse acties. In een mum van tijd werden alle zoeklichten van militaire voertuigen rondom de trein aangezet en werd om herhaling gevraagd van datgene dat was waargenomen. Na verloop van tijd volgde echter het bevel: “Stop met verkennen, volledige radiostilte en tot nader order gaan alle zoeklichten uit.” Het werd aarde donker. De radar ploeg was verbijsterd. Wat hadden ze verkeerd gedaan. Om 03.30 uur (6 dec) kreeg de Rasura ploeg de definitieve opdracht om te stoppen met verkennen en geen meldingen meer over de radio door te geven.
Bij dagaanbreken meldde zich nog een wachtmeester van 43 ZVE uit ’t Harde bij de Rasura-ploeg. De legerleiding had namelijk bepaald dat er twee onderofficieren ter plaatse moesten zijn. Rond de wmr1 van 43 ZVE hing echter een sterke dranklucht en hij haalde zelfs een fles jenever tevoorschijn. In overleg met de luitenant werd hij teruggestuurd naar zijn eenheid.
Vroeg in de ochtend van zaterdag 6 december kwam het bericht dat het vermoeden bestond dat Molukse jongeren die sympathiseren met de kapers, en zich ophielden op een naburige camping zich wilden aansluiten bij de treinkapers om ze te ondersteunen. De opdracht veranderde hierop van verkennen tot gebiedsbewaking in westelijke richting en dat er in voorkomend geval gebruik mocht worden gemaakt van wapens. Wmr Bakkenes verklaarde dat hij weliswaar persoonlijke wapens en een boordwapen .50 bij zich had, maar geen munitie had meegenomen. Hij kreeg opdracht contact met zijn eenheid op te nemen en scherpe munitie te regelen. 42 ZVE verklaarde dit te zullen regelen en over de radio kwam de melding dat de munitie onderweg was naar de locatie van de Rasura-ploeg. Op een gegeven moment kwam een personenauto het erf op rijden met als chauffeur de eigen eskadronscommandant (EC) van 42 ZVE, de majoor Berlemon. De EC begroette wmr Bakkenes en verklaarde graag persoonlijk de situatie te komen bekijken. Hij had een doos gebak als waardering voor de ploeg meegenomen en “de munitie ligt achterin de kofferbak van mijn auto!”. De munitie werd snel uitgeladen, de EC liet zich informeren over de situatie en verdween weer binnen het half uur, omdat hij de opdracht had gekregen om zo kort mogelijk de Rasura-ploeg te bezoeken.
De ploegcommandant, wmr Bakkenes verdeelde de taken en stelde het wachtschema vast. De radar was niet meer nodig, maar wachtlopen wel. Twee man werden als wachtpost neergezet aan het einde van de boerderij waar een pad liep naar het bungalowpark met de vermoedelijk sympathiserende Molukse jongeren. Twee andere huzaren bemanden de M113A1. Eén achter de .50 en één als verbindingsman naar de tweemans wachtpost aan het pad naar het bungalowpark. De wapens zijn halfgeladen met scherpe munitie waardoor het allemaal toch net wat anders is dan tijdens een oefening. De huzaren bij het pad zagen een lichte beweging van een struik in het voorterrein aan als naderende Molukkers en snelden voor bescherming terug naar de M113A1. De schutter achter de .50 werd angstig, dook naar onderen en sloot zijn luik met de mededeling: “Ik stop ermee. Straks wordt ik neergeschoten door een wilde Molukker!” Wmr Bakkenes greep in en wees de groep met verbaal geweld op hun taken.
De volgende ochtend (zondag 7 december) werd er door de boerin een heerlijk ontbijt met gebakken eieren gemaakt wat in de boerderijkeuken werd genuttigd. Nadat wmr Bakkenes haar uitlegde dat het geen ‘soldaten’ maar ‘huzaren van Boreel’ waren, keek ze hem met een beminnelijke glimlach aan en zei in een onvervalst Drents accent: “Dat zal wel zo wezen maar veur mie zien het soldaoten. ’t is jammer da’k op de dag van de Heer’n niet naor de kerk ga.”
En daarmee is de discussie gesloten. En genieten ze van “n warme kop koffie mit ’n plak ontbijtkook”.
In loop van de dag kwam de opdracht dat er gezocht moest worden naar een andere locatie, want op de huidige plek was het niet zinvol om langer te blijven. Om 19.00 gingen de eerste luitenant (van 42 ZVE) en wmr Bakkenes te voet op verkenning naar een nieuwe opstelling aan de overkant van de spoorweg in het verlengde van de Oosterse veldweg. Aan deze verkenning nam ook een sergeant van het Korps Mariniers (uit Doorn) deel. Het gesprek ging over de capaciteiten en activiteiten van de Rasura-ploeg. Wmr Bakkenes verklaarde dat ze in de nacht van vrijdag op zaterdag kruipende mannen hadden waargenomen en wees de locatie aan op een stafkaart. De sergeant van de mariniers liet een vloek en zei: “Dan heb je mij waargenomen toen ik met een ploeg van zes man probeerde de trein te benaderen in het kader van voorbereiding om de trein binnen te vallen en de gijzelaars te bevrijden. Door jullie actie werden wij in het volle licht gezet door de zoeklichten van diverse voertuigen die op grote afstand van de trein stonden. Je wordt bedankt. Ik heb meer dan een uur in een sloot gelegen en we hebben de oefening noodgedwongen moeten afbreken.” Wmr Bakkenes begreep nu waarom de Rasura-ploeg niet langer in deze sector mocht waarnemen en een andere locatie moest innemen.
De wmr en de sgt namen afscheid met het uitdrukkelijk bevel om hier absoluut geen ruchtbaarheid aan te geven. Toen wmr Bakkenes bij terugkomst op locatie dit echter toch aan zijn ploeg vertelde ging er een gejuich op. De Rasura-ploeg had zich dus toch niet vergist en ze hadden historie geschreven.
In de vroeg nacht van maandag 8 december kwam de boer rond 01.00 uur naar de Rasura-ploeg met de vraag of één der huzaren ervaring had met het boerderijleven, want één der koeien moest bevallen. Normaal gesproken zou hij de veearts bellen, maar die mocht gezien de situatie van de treinkaping niet komen. Drie huzaren moesten daarom helpen bij de bevalling van de koe. De gehele groep meldde zich aan. Niet uit ervaring, maar uit nieuwsgierigheid. Zodra de boer dacht dat de koe zover was, zou hij de groep komen halen. Om 06.00 in de ochtend was het zo ver: “meekomen, maar zonder wapens.” De boer gaf instructie hoe te handelen met een touw en een stuk hout om het kalfje uit de koe te trekken bij de geboorte. Op een bepaald moment zag de boer dat het weldra ging gebeuren en inderdaad werden eerst zijn de voorpoten zichtbaar en dan het hoofd van het jonge dier. Er werd door de huzaren een touw om het jong kalf gebonden en met aanwijzingen van de boer werd het kalfje met uiterste precisie uit het lijf van de koe gehaald. De schoonheid van de geboorte van het kalfje stond in schril contrast met de gebeurtenissen rond de trein. Als dank voor de assistentie mochten de huzaren van de boer de naam van het kalfje bepalen. Uiteindelijk werd als naam voor het stierkalf ‘huzaar 42’gekozen, waarbij 42 natuurlijk stond voor 42 ZVE.
Op maandag 8 december om 09.00 kwam een nieuwe wachtmeester 1e klasse van 43 ZVE (uit ’t Harde) de Rasura-ploeg van 42 ZVE versterken. De dag verliep verder rustig.
Op dinsdag 9 december vroeg de boer aan wmr Bakkenes of hij kon regelen dat de boer toesteming kreeg de boerderij te verlaten om bankzaken te regelen in Wijster die niet via de telefoon afgehandeld konden worden. Na contact met de luitenant werd de boer met een VW-busje van het leger en twee onderofficieren en een huzaar om 13.00 uur naar Wijster gebracht. Hier is het een drukte van belang, vooral rond het crisescentrum waar zich veel militairen en militaire voertuigen bevinden. Bij het uitstappen bij de bank, werden de militairen direct bevraagd door de toegesnelde pers, maar de militairen mogen geen antwoorden geven. Bij het verlaten van het bankgebouw werd de boer ook gevraagd waarom hij drie militairen aan begeleiding meegenomen had. Dit verhaal en het verhaal van de bevalling van de koe heeft de krant gehaald.
Vanaf maandag was er van werkelijk functioneren geen sprake meer. De dreiging van de sympathiserende Molukse jongeren was al ingetrokken. Men bracht de dag door met wat lopen rondom de boerderij en hielp de boer met zijn werk. Op woensdag 10 december kwam het bevel dat de Rasura-ploeg niet langer ingezet wordt en dat ze binnenkort zouden vertrekken. Alles werd alvast ingeladen. Het vertrek zou vermoedelijk op donderdag 11 december plaatsvinden. Het werd stil rondom de boerderij. Het enige verkeer was de voeding, medicijnen en dekens die gebracht werden naar de overweg, vervolgens op een lorry werd gezet en naar de trein werd geduwd. Dit gebeurde altijd in aanwezigheid van de onderhandelaar de Hr Manusama en soms ook mevr Soumokil.
Op donderdag 11 december kwam echter het bericht dat het vertrek van de Rasura-ploeg uitgesteld werd tot vrijdag. Dit leverde een stevige woordenwisseling op tussen wmr Bakkenes en de luitenant. Dit hielp kennelijk want om 13.00 kwam toestemming om op 15.30 zich te melden op een coördinaat van waar met marechaussee begeleiding om 16.00 teruggekeerd zou worden naar de kazerne in Nunspeet. Na afscheid genomen te hebben van het boerengezin, vertrok de Rasura-ploeg van de boerderij onder de begeleidende woorden van de boerin: “Jol baeren een slimme steun veur us. Dat zeul “k nooit vergeten”. Uitgezwaaid door de gehele familie rolde de M113A1 van het erf af met zijn kenmerkend geluid van de motor en rupsbanden. Op het afgesproken coördinaat lukte het echter niet om radiocontact met de marechaussee te maken. Om 16.30 besloot wmr Bakkenes dan maar zonder marechaussee begeleiding te vertrekken naar Nunspeet met de woorden: “Het is altijd wat met dat volk. Ze kunnen niet kaart lezen en van verbindingen snappen ze ook niets. We gaan nu vertrekken een goeie verkenner en cavalerist komt altijd op de juiste plek aan.” Het verkeer in die jaren was niet zo intensief als tegenwoordig en via een rustige snelweg met weinig of geen verkeer bereikt de groep de legerplaats Nunspeet. Ze werden als helden onthaald en eskadronsopper Molenaar had ervoor gezorgd dat de ouders en vriendinnen van het dienstplichtig personeel op de kazerne aanwezig waren. In de eskadrons bar werd op bescheiden wijze naar zoveel dagen droog te hebben gestaan een biertje gedronken en getoost op de veilige terug keer. De eskadronsopper hield nog een korte toespraak waarin hij iedereen bedankte voor de inzet. De chauffeur van de M113A1 begon spontaan het Huzaren van Boreel lied te zingen en zowel het kader als de huzaren zongen uit volle borst mee. Iedereen ging daarna naar huis.
Op vrijdag 12 december meldde wmr Bakkenes zich bij owi Molenaar om de gebeurtenissen van de afgelopen dagen te bespreken. Tijdens dit gesprek kwam er een telefoontje, waarmee wmr Bakkenes opdracht kreeg zich te komen verantwoorden bij de Brigade Marechaussee waarom hij zonder marechaussee begeleiding terug naar de kazerne was gereden. Wmr Bakkenes meldde zich bij de adjudant van de brigade en details over radiofrequenties en kaart coördinaten werden doorgenomen. Wmr Bakkenes was zeker van zijn zaak en besloot zijn betoog met : “zo werkt dat bij de verkenners van huzaren van Boreel”. De adjudant zou het verder uitzoeken en vroeg wmr Bakkenes aan het einde van de dag terug te komen. Bij terugkomst bleek er verkeerde informatie aan de marechaussee doorgegeven te zijn. Er bleek meer dan 30 kilometer verschil te zitten tussen de coördinaten van de Rasura-ploeg en die van de marechaussee. De marechaussee had op hun coördinaten meer dan twee uur staan wachten op de Rasura-ploeg. De adjudant van de marechaussee stelde verder het hierbij te laten, vroeg naar de ervaringen van de Rasura-ploeg en stelde voor een borrel op de afloop te nemen. Wmr Bakkenes stemde uiteraard in. Maar wel met de realisatie dat de mannen van de marechaussee noch kaart kunnen lezen, noch de radio kunnen bedienen. Op de kazerne werd de zaak in geuren en kleuren verteld aan owi Molenaar.
De inzet van de Rasusa-ploeg bij de treinkaping van Wijster heeft wel degelijk nut gehad. Het was een serieuze zaak, waarbij militaire middelen een binnen- en buitenring om de trein legden en voorbereidingen getroffen werden voor een eventuele bestorming. In tegenstelling tot de treinkaping bij ‘De Punt’ was in dit geval een bestorming gelukkig niet nodig. Wel werd er helaas gegijzelden doodgeschoten. Het kader en dienstplichtig personeel van de Rasura-ploeg heeft in ieder geval haar best gedaan om de opgedragen taken zo goed mogelijk uit te voeren.
Diverse bronnen verslaan deze kapingen en de achtergronden bij de redenen ervan in zoals het programma Andere Tijden, een video van RTV Noord, de Rijkspolitie, een bulletin van de Stichting “Mat’54 Hondekop-vier”, op TV-video’s en op particuliere pagina’s als “Langs de rails” .
- De RASURA DR-PT-2A (3A) (radar de surveillance rapproché) is een tactische gevechtsveldbewakingsradar voor korte afstand van de Franse firma Électronique Marcel Dassault (E.M.D.)
De RASURA was een Doppler–radar systeem met auditief “display”; dat wil zeggen, de bedienaar moest uit het geruis, gefluit en geratel in een hoofdtelefoon opmaken of er personen of voertuigen aanwezíg waren in de door zijn apparaat bestreken terreinsector en zo ja, hoeveel en van welke aard.
Het systeem was draagbaar maar zwaar (60 kg) en kon in 3 pakketten van 20 kg door drie mensen worden gedragen. Bij gebruik werd de antenne gemonteerd op een statief. Het systeem kon ook op een voertuig worden gebouwd.
Met de RASURA konden voertuigen gedetecteerd worden tot 5 km, groepen personeel tot 2 km en enkele personen tot 1200m. De nauwkeurigheid op 5 km was ongeveer 25m (afstand) of 17 duizenden (hoek)
De Koninklijke Landmacht kocht de RASURA in 1968 en deelde de systemen in bij de verkenningsbataljons (2 systemen per eskadron) ↩︎




