De uniformen van het regiment Huzaren van Boreel 1814-1841

Bron: “ARMAMENTARIA” Nr 20 (1985) van het Legermuseum Delft (thans Nationaal Militair Museum)
Illustraties behoren niet per definitie bij dit artikel maar zijn ter illustratie bijgevoegd.

Aangezien er in ARMAMENTARIA van dit jaar (1985; red.) extra aandacht zou worden geschonken aan de cavalerie, is het misschien een goede gelegenheid om een en ander over de uniformering van een regiment, waarvan de eerste naam nog door een van de huidige cavalerieregimenten gedragen wordt, op papier te zetten.

Schrijver dezes (F.G. de Wilde, red.) zal zich niet begeven op het terrein van de militaire geschiedenis, maar zich uitsluitend bezighouden met de uiterlijke verschijning van de Huzaren van Boreel.

Ter inleiding daarvan slechts enkele data.

Op 25 november 1813 ontving Willem Boreel, voor 1795 eerst cadet bij de Hollandse Gardes te voet en later bij de Gardes Dragonders, opdracht tot de oprichting van een regiment hussaren, waarvan hij met de rang van luitenant-kolonel de commandant zou zijn.
Het regiment, bekend onder de naam Hussaren van Boreel, bleef aanvankelijk ongenummerd, doch kreeg pas op 17 november de benaming van Regiment Hussaren No. 4. Later, na de samenvoeging van de Noord- en Zuid-Nederlandse troepen, kreeg het de naam van Hussaren No. 6, welk nummer het zou behouden tot 1841.

Links een Officier van het 2e Regiment Lansiers 1845-46; middenin militairen van het 2e Regiment Lansiers 1845-46 en rechts een Hussar van het 4e Regiment Ligte Dragonders 1814. (prenten van de collectie H. J. Vinkhuijzen 1843-1910)

Bij de reorganisatie van dat jaar werd het regiment veranderd in 2e Regiment Lansiers.
Bij een volgende reorganisatie van de cavalerie werd het met het eerste Regiment Lansiers samengevoegd tot het 4e Regiment Dragonders.

Dit werd op 8 mei 1867 weer omgezet in het 4e regiment Huzaren. De traditie van dit regiment wordt na vele veranderingen in de samenstelling van de cavalerie, nu voortgezet bij het tegenwoordige Regiment Huzaren van Boreel.
En de uniformen, de eerste voorschriften….

Links een Trompetter van het 5e Regiment Hussaren in 1834, middenin een Korporaal van het 10e Regiment Lansiers in 1825 en rechts de Standaarddrager van het 10e Regiment Lansiers in 1825
Foto’s (links) komen uit de collectie in het Rijksmuseum Amsterdam of (midden en rechts) behorende tot de collectie van H. J. Vinkhuijzen (1843-1910) die zich bevinden in de New York Public Library (Verenigde Staten)

The collection assembled by H. J. Vinkhuijzen (1843-1910), a Dutch physician, and presented to the Library by Mrs. Henry Draper in 1911, consists in its entirety of over 32,000 pictures, from many sources, mounted in 762 scrapbooks. (The digital presentation will ultimately include them all.) The collection is remarkably diverse, depicting costume as various as the rough wool garments of Bronze age Etruscan warriors, the robes of Ottoman Turk court officials, and the elaborate uniforms of the preening armies of 19th-century Europe, the collection’s special strength.
The aesthetic quality of the images varies. There are prints seemingly cut from 17th-century festival books along with 19th-century chromolithographs, original watercolor compositions of some artistic merit, crude pencil drawings, and occasional photographs. Dr. Vinkhuijzen’s usual strategy was to extract plates from illustrated books and magazines. He colored some of the printed images, and when printed images were lacking, drew others by hand. Some of the unsigned watercolors found in the collection may also be by him. He arranged his collection as loose images in boxes according to his own classification system; this organization is retained for browsing the digital collection. (Mounting the plates in scrapbooks was apparently accomplished by others after Dr. Vinkhuijzen’s death.) The New York Public Library comprises simultaneously a set of scholarly research collections and a network of community libraries, and its intellectual and cultural range is both global and local, while singularly attuned to New York City. That combination lends to the Library an extraordinary richness. It is special also in being historically a privately managed, nonprofit corporation with a public mission, operating with both private and public financing in a century-old, still evolving private-public partnership. Last year, over 16 million New Yorkers visited the library, and over 25 million used its website. The NYPL Digital Gallery provides free and open access to over 640,000 images digitized from the The New York Public Library’s vast collections, including not just photographs but illuminated manuscripts, historical maps, vintage posters, rare prints and more. Digital projects and partnerships at NYPL are managed by the Digital Experience Group, a 21-person team of programmers, designers and producers dedicated to expanding and enhancing all points of computer and Web-mediated interaction with the library’s collections, services and staff.

Trompetter in Marschtenue rond 1900; het uniform is zelfs dan nog steeds niet praktisch.

Alleen zij, die in 1945, kort na de bevrijding, zich bezig hebben gehouden met de wederopbouw van ons leger, kunnen zich een voorstelling maken van de moeilijkheden, die Boreel te overwinnen had om zijn huzaren van de nodige kleding en uitrusting te voorzien.
Dat alles vergde veel tijd en organisatievermogen Er was in ons land letterlijk niets in voorraad. De depots van het voormalige Koninklijk Hollandsche Leger waren naar Frankrijk overgebracht, er was gebrek aan grondstoffen en de industrie lag daardoor vrijwel stil. Ales moest dus nieuw worden aangemaakt, wapens en uitrusting zouden uit Engelse voorraad aangevoerd moeten worden. Geen wonder dat de eerste kledingvoorschriften niet geheel naar de letter gevolgd konden worden. Die voorschriften, uitgegeven tussen 31 december 1813 en 26 februari 1814, zagen er voor het regiment huzaren als volgt uit:

In art. 1. ‘Donkerblaauwe pels met een zwarten rand, lichtblaauwe dolman, vest, pantalon en stalmuts, grijze rijbroek, stalbuis en manteljas, gele tres en knoopen, sjaco’s met gele vangsnoeren en zwarte panache, zwart lederwerk, mode waltrap met geel galon en een gekroonde ‘W’ in beide achterste punten. De officieren dragen op hun frakken gouden epauletten volgens het bepaalde bij art. 4.’

Dit laatste hield in dat de hoofdofficieren epauletten met bouillons op beide schouders, de ritmeesters een epaulet met bouillon en de luitenants ee epaulet met franje op de rechterschouder zouden dragen.

Art. 5 vermeldt dat de dragons voor de officieren van zilver, met een gedeelte oranje zijde doorweven zouden zijn, voor de hoofdofficieren met bouillons en voor de subalterne officieren met franje.

De band moest voor de officieren van de Cavalerie van zwart leder zijn.

De onderscheidingstekens voor de onderofficieren en korporaals bestonden volgens art. 7 uit chevrons in de kleur van de knopen, dus bij de huzaren, voor de wachtmeesters en opperwachtmeesters van goud en voor de korporaals van geel katoen.

De sabeldragons voor de onderofficieren waren met oranje zijden kwast en voor de korporaals met een kwast van oranje kemelshaar.

De band van zwart leder.

Dolman van rood laken met crèmekleurige en zwarte tressen, voor een trompetter van het Regiment Huzaren nr. 6, huzaren Van Boreel (foto: collectie Nationaal Militair Museum)

De trompetters droegen rode dolmans en pantalons en lichtblauwe pelsen, voorzien van gele tres, met zwart doorweven. Het bleek al spoedig, dat grijs laken of karsaai niet te leveren was. Daarom mochten rijbroek, stalbuis en manteljas van donkerblauw laken gemaakt worden.
Op 9 januari 1815 verschijnen nieuwe ‘Bepalingen omtrent de uniformen en distinctieve teekenen, voor alle korpsen en rangen bij de Armee’. Hierin worden de uniformen van het regiment als volgt omschreven:”Lichtblauwe dolman, zonder uitmonstering van kraag en opslagen, met gele en zwarte snoeren. Dito gekleurd vest en pantalon, witte en oranje huzarensjerp met oranje knoopen. Donkerblauwe pels. Huzarenlaarzen en sporen. Lange donkerblauwe rijbroek met kalfsleder bezet. Stalbuis van donderblauw laken, zonder uitmonsteringen. Donkerblauwe lakense stalmuts (Hongaars model); de platte bol van lichtblauw laken, negen duim overkruis, op de naad met geel ingezet en lichtblauwlakense band, een kleine klep, op de breedte twee en drie achtste duim, beginnende en eindigende op de helft van de wijdte van de muts; achter op de muts het nummer van de compagnie van lichtblauw laken. Schako met gele zwarte vangsnoeren. Witte panache en hangende havenvederen.

De manteljassen, schabrakken, holsterkappen en de waltrappen blijven bij alle regimenten Cavalerie zoals zij dezelfde thans hebben.”
De uniformen van de trompetters worden in dezelfde termen beschreven als bij de vorige voorschriften. Hetzelfde geldt voor de dragons van de officieren, onderofficieren en korporaals.
Bij deze voorschriften wordt met geen woord gerept over de uniformen van de officieren. Voorts valt het op, dat de stalmuts zeer uitvoerig omschreven wordt, terwijl er vrijwel niets over de schok vermeld wordt.
Gelukkig beschikt het museum over enkele tekeningen en gravures, die de tekst van de voorschriften illustreren en aanvullen.

  1. Huzaar te paard. Ongekleurde potloodtekening van De Man 1814
  2. Nederlandse Huzaar en eene Koopvrouw met Appelen, gekleurde kopergravure J.A. Langendijk del W. Nieuwhoff sc.
  3. Nederlandse Huzaren van het Regiment No. 6.
  4. Huzaar met pels met twee boeren, gekleurde ets van J.E. Marcus, gedateerd October 1815
  5. Wachtmeester der Huzaren, gekleurde kopergravure J. Hari del, J. Bemme sculps.
  6. Koninklijke Nederlandsche Huzaar, ongekleurde kopergravure, J. hari del., J. Bemme sculps. Muller 56081, No. 2.
  7. Husard du Regiment No. 6 Aquarel door de ritmeester G. de Goltz

De eerste vier uit deze reeks documenten geven alle de volgende aanvullingen op de voorschriften:

  1. De schako is blijkbaar nog geheel volgens het model van de Franse huzaren omstreeks 1810, met aan de voorzijde een tamelijk grote cocarde met lis en knoop; geen andere versiering. De pluim direct op de schako gestoken, zonder pompoen. Effen gele vangsnoeren.
    Dit wordt bevestigd door een Aanschrijving van 9 October 1816, waarbij een nieuw model schako wordt ingevoerd met een gekroonde ‘W’ aan de voorzijde.
    De huzaar op de ets van Marcus heeft de schako met een overtrek van zwart gewast doek.
  2. Op de gravures naar Langendijk (nos 2 & 3) ziet men de donkerblauwe rijbroek en de manteljas. De huzarensjerp, waarover in de voorschriften van 1814 niet gesproken wordt, is geel met dito zweep een kwasten.
  3. De afbeeldingen onder 5,6 en 7 geven blijkbaar een later stadium in de ontwikkelingen van de uniformering weer. De tressen en galons op dolman en pels zijn geel met zwart gemend, dus volgens de voorschriften van 1815. De schako vertoont nu een gekroonde W van geel metaal aan de bovenzijde. De bovenrand is omzet met geel en zwart galon, hoewel dit op alle drie de afbeeldingen verschillend is. Men moet aannemen, dat dit op de aquarel van De Goltz, die officier bij het regiment was, het meest de waarheid benadert.
  4. De gravure met de wachtmeester geeft nog een zeer merkwaardig detail, n.l. op de bovenmouw van de pels bevindt zich een chevron met kroon naar Engels model. Dit zou men als fantasie kunnen bestempelen, ware het niet dat er destijds in het Rotterdams Historisch museum een origineel uniform van een vrijwillige jager te paard met een identieke chevron aanwezig was. J. Hoynck van Papendrecht maakte toen enkele schetsen van deze uniform, die thans in ons museumbezit zijn.

Verreweg het belangrijkste document uit de eerste jaren na het herstel van onze onafhankelijkheid is een gekleurde tekening-ongesigneerd en ongedateerd in de collectie Hopperis-Buma (pag. 71)
Hierop zijn allerlei rangen van het Regiment No. 6 afgebeeld. De officier, blijkbaar een majoor, heeft zijn rangonderscheidingsteken nog geheel in stijl van het Eerste Keizerrijk, n.l. die a vierdubbele gouden chevrons op de mouwen van de dolman, een driedubbel gouden galon om de bovenrand van de schako en een drievoudig galon op de pantalon op de plaats van de Hongaarse knoop. De schako heeft om de onderrand en om de z.g. achterklep een smal gouden galon, dito vangsnoeren en een zwarte pluim met witte top, gevat in een gouden bolvormige pompon.

Twee prenten “Military uniforms: Koningrijk der Nederlanden. Regiment Huzaren. (1814)” collectie H. J. Vinkhuijzen (1843-1910)

De sabeltas is bekleed met lichtblauw laken, versierd met een geborduurde W met kroon en omgeven door een dubbel gouden galon.
De opperwachtmeester heeft twee gouden chevrons op de mouwen en op de schako een pluim van zwarte veren met een witte baan in het midden en witte top. De wachtmeester heeft een gouden chevron op de dolman; de zwarte pluim heeft aan de basis een krans van witte veren.
De korporaal is gekleed als de huzaren, met als rangdistinctief twee gele chevrons op de mouwen.
De trompetter draagt een rode dolman en dito pantalon; een zwartbruine kolbak met rode zak en witte pluim, lichtblauwe pels met zwart bont.
De huzarensjerpen van de onderofficieren en manschappen zijn oranje met wit gemengd en met oranje schuivers. Het trompetsnoer is eveneens oranje en wit.
Aangezien op deze tekening verschillende onderdelen uit de voorschriften van 1815 aanwezig zijn, zou men deze tekening kunnen plaatsen tussen 1816 – de schako met gekroonde W – en 1820.
Dat de trompetters in 1815 al kolbaks droegen, blijkt uit een aanschrijving van 2 februari 1815, waarin vermeld wordt dat 3 berenvellen mutsen aan het regiment worden verzonden.

Een andere aanschrijving, van 26 mei 1816, gewaagt van de invoering van een ‘frak-dolman’ voor de onderofficieren, zonder dat er een nadere omschrijving van bedoeld kledingstuk gegeven wordt. Vermoedelijk is dit de donkerblauwe dolman met dito besnoeiing, die later pas duidelijk omschreven wordt.
Zo ontwikkelde zich de uniformering van het regiment tot dat bij K.B. van 12 februari 1820 een definitief voorschrift voor eenvormige kleding voor beide huzarenregimenten tot stand kwam. Het Zuid-Nederlandse huzarenregiment No 8 had tot dusver een ietwat ander uniform, o.a. met witte tressen en galons, maar kreeg nu eveneens geel-zwart besnoeiing zoals het Regiment No 6 sinds 1815 had.
De officiële beschrijving luidde nu als volgt:”Donkerblauwe Pels met zwarte schapenvellen rand; gele, met zwart doorwerkte vierkante en platte tressen, en vijf rijen elk van 16 hooge knoopen.
Lichtblaauwe dolman, met tressen en rijen knoopen als bij de pels genoemd. Lichtblauw Vest eene rij van 12 knoopen. Donkerblauwe Rijbroek met leder bezetsel, beide broeken van het model als die der Dragonders.
Lichtblaawe Manteljas.

Links een Hussar van het Regiment Ligte Dragonders in 1814 op de rug gezien, middenin een Dragonder van het Regiment Ligte Dragonder in 1814 en rechts een Trompetter der Hussaren uit 1814, Koningrijk der Nederlanden, Regiment Ligte Dragonders 1814, foto’s van de collectie prenten van H. J. Vinkhuijzen (1843-1910)

Sjako van het regiment Huzaren nr. 8, 1800 – 1854 (foto: Rijksmuseum, Amsterdam )
Dolman* voor officier van het 6e Regiment Huzaren, luitenant Tobius; foto: collectie Rijksmuseum Amsterdam.

* Dolman van lichtblauw laken met op de borst soustaches van goudgalon en geel metalen knopen. Op de staande gesloten kraag dito soustaches. Idem op schouders en rugpanden. De mouwen zijn voorzien van dito chevrons en soustaches in w-vorm (koning Willem I). Binnenwerk gewatteerde zijden voering. Tevens rood leer. Aan knopen voorzijde leren labels met nrs. 209 en 137.

Shakot van het model en gemonteerd in vroege als die der Dragonders; het nummer, de stormbanden en leeuwenkoppen geel; galon, vangsnoer en pompoen geel en zwart; de Pluim ter lengte van 260 strepen van staande hanenvederen, driesoortig; als van gele en zwarte vederen, door elkander, voor Opper-Wachtmeesters; van zwarte vederen van onder 80 strepen wit, voor Wachtmeesters en geheel zwart voor Korporaals en Huzaren.
Laarzen met plooien en met blank ijzeren Sporen. Sjerp, (Hongaarsch model) van oranje en wit kemelsgaren, met witte snoer met 2 kwasten van oranje en wit.
“Wit lederen Handschoenen zonder kappen. Laken Halsdas (algemeen model).
Donkerblaauwe Stalbuis zonder uitmonstering, met twee rijen van elk 10 hooge knoopen (voor Korporaals en Manschappen).
Donkerblaauwe Stalmuts met lichtblaauwe bol of bodem en rand; in de naad van den bol eene gele bies; laken klep. De Onder-Officieren (voor den dagelijkschen dienst) eene donkerblaauwe Dolman met vijf rijen, elk van 22 koperen knoopen; de tressen en galon Blaauw, iets lichter van kleur dan het laken.
De onderscheidings-teekenen voor de Onder-Officieren en Korporaals der Hussaren, dezelfde als voor alle andere Korpsen.

Trompetter van het 8e Regiment Huzaren te paard, 1823 (Foto: collectie Nationaal Militair Museum)
Trompetters van de dragonders met trompet en sabel, 1825; Foto Nationaal Militair Museum
Huzaar van het 6e Regiment met de sjako in de hand; foto: Nationaal Militair Museum

De Trompetters, onderscheiden met:
Rooden Dolman, en Lichtblaauwe Pels beide met tressen enz., als voor de Hussaren. Voor de Trompetter-Majoors, de tressen met zilver doorwerkt, en voor de Trompetters de chevron op de voormouwen, van gouden galon in stede van kemelsgaren tres.
Kolbak van zwart beerenhuid met ronden zak, en met stormbanden, vangsnoer en pompoen als van de shakot der Hussaren: witte Pluim.
De Trompetsnoer met kwasten, lichtblaauw met geel. Equipement. Patroontasch met witte Bandelier.
Karabijnriem met haak, en Sabelkoppel, allen als van de Dragonders; in den Sabel-koppel een ring meerder voor een der sabeltaschriemen.

Sabeltasch van zwart gewast leder, met het regimentsnummer van koper op het midden van het blad, en de tasch voorzien van drie witte riemen, met ovale gespen.
Wit lederen Sabel-dragon (algemeen Kavalerie model). Paardentuig. Zadelbok, Hoofdstel met Stang, Trens, Halsetr en Paardendeken, alles gelijk aan dat der Dragonders.

Waltrap van rood laken, met een geel galon, (breed 35 strepen) waarvan in het midden , een derde gedeelte zwart; in de beide punten het regimentsnummer van geel laken en daarboven een chevron van geel galon, in het midden met een zwarte streep gewerkt.

Huzaar van het 8e Regiment Huzaren te paard met karabijn van 17.1 mm M1815, 1823
(foto: collectie Nationaal Militair Museum)

UNIFORMVOORSTELLING
Na Napoleon’s nederlaag in januari 1814 kwamen de Zuidelijke Nederlanden onder bestuur van de geallieerde mogendheden. In maart van dat jaar dient prins Ferdinand de Croy het verzoek in om een regiment Jagers Te Paard op te richten. Hij krijgt de toestemming om als kolonel een regiment Huzaren te bevelen. De prins was 22 jaar en had geen militaire ervaring. Hij start met de recrutering van zijn eenheid te Tervuren. De mannen die er deel van uitmaken, moeten hun eigen paard meebrengen. Het zal maanden duren voor ze voorzien worden van een uniform. Daar er geen kwartier is logeren ze bij de burgerbevolking die ook instaat voor de innerlijke mens. 

De Nederlandse periode 
In augustus 1814 beslissen de geallieerden om de controle van Belgie over te dragen aan de Nederlanders. Hierdoor komen er fondsen vrij die de eenheid eindelijk van een uniform en uitrusting te voorzien. Er begint ook een recrutering van Belgische officieren die ervaring hebben opgedaan in de vele campagnes onder Napoleon. Ongeveer in deze periode verhuist het regiment naar Ath. In april 1815 is het luitenant-kolonel Duvivier, een ervaren krijgsman die het bevel van het regiment overneemt. Diezelfde maand ook veranderd de naam van het regiment in Huzaren Nr 8. Op de vooravond van de veldtocht van 1815 telt het regiment 430 strijders waaroner 19 officieren en 455 paarden. Het bestond voornamelijk uit zeer jonge recruten, maar bevolen door zeer ervaren kaders. 
Tijdens de slag bij Waterloo wordt het regiment steeds weer in de strijd geworpen. Op het einde van de slag telt het 7 officieren en 277 troep gesneuveld of gewond (+ 79 paarden gedood en 189 vermist). Het hoeft geen betoog te zeggen dat ze dapper gestreden hebben. 
Ook interessant om te vermelden is dat er in deze tijd geen miliciens zijn in de cavalerie. Het is slechts in 1825 dat 25 % van het eskadron mocht bestaan uit miliciens. 

De oprichting van het regiment 
Een decreet van het voorlopig bewind, dat de 24 oktober 1830 verscheen, schreef voor dat de militairen van het niet meer bestaande 8 Huzaren zich dienden aan te melden te Gent bij het Tweede Regiment Jagers te Paard. Deze oproep werd vrij goed opgevolgd en als herinnering aan de talrijke Huzaren die gehoor gaven aan deze oproep, werden de tradities van het 8 Huzaren overgenomen. De oprichtingsdatum was 4 november. De eerste korpscommandant was kolonel d’Haene de Steenhuyse.

OFFICIEREN

Hunne kleeding, zoo in kleur als is in model, gelijk aan die der troepen, en voorts met de versierselen, als hierna omschreven, te weten:
– De tressen en galons (voor de grote tenue) in het goud. Het galon rondom de dolman en pels, van verschillende breedte, als;
* Voor de Hoofd-Officieren ter breedte van 32 strepen.
* Voor de Ritmeesters ter breedte van 27 strepen.
* Voor de Luitenants ter breedte van 23 strepen.
– De Pantalon over de laarzen of Rijbroeken, beide met donkerblaauw laken bezetsel en voor de groote tenue die, met het galon, zoo al de Officieren van de Dragonders.
– De Schakot gemonteerd en met toebehoren, waaronder de pluimen begrepen, in vroege als bij de Dragonders omschreven; het monteersel en de vangsnoer van goud. *Het galon om de bovenrand van Hoofdofficieren 27,
* voor Ritmeesters 20 en voor
* Luitenants 14 strepen breed.
– De vangsnoer met twee grote en een kleine kwast van bouillons voor de Hoofdofficieren,
* 2 grote kwasten van bouillons voor de Ritmeesters en
* 2 grote kwasten van torenden voor de Luitenants.
– Sjerp (model als dat der Hussaren) van oranje en zilver, met dito gewerkte knoopen en twee zilveren kwasten,
* van bouillons voor Hoofdofficieren en Ritmeesters en
* van torende voor de Luitenants.
– Gele Sporen.
– Zijden Halsdas.
– De Kwartiermuts, geheel lichtblaauw, zonder uitmonstering, en met een rand van goud galon van de breedte als bij de Kurassiers vermeld.
(Dat was n.l. voor de Hoofdofficieren 27 strepen breed; voor de Ritmeesters 20 en voor de Luitenants 14 strepen).

Huzaar van het 8e Regiment zit pijprokend op een paard. (Foto: collectie Nationaal Militair Museum)

Voor de kleine tenue

– Donkerblauwe Pels met zwarten rand, en
– Dolman van dezelde kleur, respectievelijk vijf rijen van 22 in het kemelsgaren gewerkte knoppen;
– tres en galon mede van donkerblaauw kemelsgaren, iets lichter van kleur dan het laken; het galon om deze pels en dolman bezet, mede van verschillende breedte als voor de groote tenue bepaald.”
– “De Donkerblaauwe Rijbroek, zonder galon.
– De Schakot, met geest linnen overtrek zonder Benig versiersel.
– De onderscheiding der rangen bij andere korpsen door Epauletten, heeft, bij de hussaren alleen, hoofdzakelijk boven en behalve de onderscheiding in de versierselen, enz. als voren genoemd, plaats invoegen als volgt:
* Vier gouden Kwasten van grote bouillons voor Kolonel.
* Twee gouden en twee zilveren dito kwasten voor luitenant-kolonel.
* Drie gouden dito voor Majoor.
* Twee gouden dito voor Ritmeester.
* Twee gouden Kwasten van torende voor de Luitenants.
Allen gehecht aan een gouden snoer en gedragen wordende zoo bij groote als kleine tenue, over den linkerschouder, aan pels of dolman vastgemaakt.

Patroontas met bandelier, Regiment Huzaren No.6; foto: Nationaal Militair Museum
Zwarte lakleren sabeltas met in geel metaal het regimentsnummer, Regiment Huzaren No.6; foto: Nationaal Militair Museum
Pelsjas van blauw laken met bruine pelskraag en rand, voor manschappen van het Regiment Huzaren No.6 (1815-1823) ; foto: Nationaal Militair Museum

EQUIPEMENT

Voor de groote tenue

– Patroontasch met Bandelier van hetzelfde model, als bij de Dragonders; het galon en het nummer van goud.
(Dit hield in: het blad van de patroontas was met zwart laken overtrokken, aan de buitenzijde belegd met een – hier gouden – galon, ter breedte van 16 strepen en in het midden het regimentsnummer – in goud – geborduurd.
– De bandelier van zwart verlakt leder met ovale gesp, passant en halfronde stoot; op de borst een leeuwkopje, houdende aan een ketting een pijlsgewijze duimnaald, staande in een hart of schild, waarop het regimentsnummer gegraveerd was. Dit garnituur van verguld metaal).
– Sabelkoppel van verlakt leder met ovale gespen, drie ringen, bedekt met knoppen in form van leeuwkop; van voren twee leeuwkoppen en gesloten wordend door een haak of D. Sabeltasch, waarvan het blad met zwart laken overtrokken; aan de buitenzijde belegd met een goud galon, ter breedte van 56 strepen; in het midden het regimentsnummer van goud geborduurd; de riemen van zwart verlakt leder met ovale gespen.

Aquarel met vier Nederlandse militairen, 1831. Een officier en een wachtmeester van het 6e Regiment Huzaren, van een wachtmeester der Schutterij te Paard en van een sergeant-majoor van de Amsterdamse Mobiele Schutterij. Bij de foto behoren twee bladen papier met informatie over de voorstelling, over de afstamming van Nicolaas Minne Folsma en over de maker. Foto: collectie Rijksmuseum Amsterdam.

Voor de kleine tenue

– Patroontasch en Sabeltasch van zwart verlakt leder, alleen met metalen nummer op het blad.
– Patroon-tasch bandelier en
– Sabelkoppel met de sabelriemen, met het garnituur als van de groote tenue, doch op de ringen van de koppel gladde knoppen.
Alle ringen, leeuwkoppen enz. van het geheel, verguld of van compositie.

Paardentuig

– Zadel en Hoofdstel compleet en Halster als de Officieren der Dragonders, doch het hoofdstel daarenboven voorzien van een klein vlechtwerk met koperen sterretjes.
– Waltrappen van kleur en snit volgens die van de troepen, en voor groote en kleine tenue gemonteerd, als bij de Dragonders omschreven; die van de groote tenue in het goud. Dit betekende dat de waltrappen versierd waren met een gouden galon van verschillende breedte, volgens den rang namelijk:
* Voor de Hoofd-Officieren van 55 strepen
* Voor de Ritmeesters van 46 strepen en
* Voor de Luitenants van 26 strepen.
In de punten het regimentsnummer in goud geborduurd.
– Zwarte Vacht met een ronden rand, over den waltrap. Lichtblaauwen ronde Mantelzak, het galon en het nummer van goud; het galon ter breedte van 32 strepen.
– Voor kleine tenue, het garnituur voor alle rangen zonder onderscheid, als dat der waltrap van de troepen, doch het nummer van zijde geborduurd.

– De Adjudanten Onder-Officier gekleed in voege als Onder-Officieren, hunnen versierselen en onderscheidingstekenen als volgt:
* De tressen op de pels en dolman, half van goud met zwarte zijde. Het galon op den pantalon over de laarzen of rijbroek, als de tressen bewerkt.|
* De Vangsnoer met de kwasten, half van goud met zwarte zijde; de Schakot overigens gemonteerd mitsgaders een Pluim als voor de Luitenants bepaald.
* De Schuivers der Sjerp van zilver en oranje zijde, en zilveren franje om de kwasten.

– De rand der kwartiermuts met een goud galon ter breedte van 14 strepen bezet.
Tot Onderscheidingsteekenen mede, zoo als door de Officieren gedragen wordt,
* twee Kwasten en Snoer, doch van gouden franje en zwarte zijde; en
* de Sabel-dragon als omschreven bij de onderscheidingsteekenen in het algemeen.
– Wijders voorzien van het equipement als van de kleine tenue voor Officieren.

Deze voorschriften geven, ondersteund door een documentatie, bestaande uit de navolgende prenten, een goed beeld van de uniformering van het regiment voor de periode van 1820 tot aan het einde van de dertiger jaren van de vorige eeuw.

8. Hussaar, te paard, in groote tenue – 1823; Foto: collectie Nationaal Militair Museum
Huzaar 6e Regiment Hussaren 1823; collectie H. J. Vinkhuijzen (1843-1910).
9. Hussaar en Trompetter, te voet 1823; foto: collectie Nationaal Militair Museum
  1. Hussaar te paard, in groot tenue, gekleurde kopergravure, J. v. H(ove) del, Joh. Bemme stulp. Plaat 36 uit: J.F. Teupken. “Beschrijving hoedanig Koninklijke Nederlandsche Troepen, enz. 1823.
  2. Hussaar en Trompetter te voet, gekleurde kopergravure; B. van Hove, del D. Sluyter, stulp. Plaat 37 uit bovengenoemd werk.
  3. Hussaar Steendruk van J. Delfosse Junior naar Madou
  4. Trompetter, idem
  5. Standaarddrager, idem
  6. Luitenant in kleine tenue met pels, idem
    Deze laatste vier afbeeldingen uit:”Militaire Costumen van het Koninkrijk der Nederlanden.”
10. Hussar 6e Regiment Hussaren 1825
11. Trompetter 6e Regiment Hussaren 1825
12. Standaarddrager 6e Regiment Hussaren 1825

Bovenstaande prenten zijn afkomstig van de collectie H. J. Vinkhuijzen (1843-1910).

Daarnaast nog een drietal potloodtekeningen van huzaren in dagelijkse tenue met de stalmuts als hoofddeksel, in de Atlas Van Stolk en een drietal aquarellen, officier, trompetter en huzaar in een album, getiteld:”Koninklijke Nederlandsche Armee” in het Prentenkabinet van het Rijksmuseum te Amsterdam. Deze laatste afbeeldingen, daterend van omstreeks 1830, zijn in sommige details echter niet conform de voorschriften.
Enkele kleine wijzigingen daargelaten, bleef de hierboven beschreven uniform zo tot in de laatste van de dertiger jaren van de vorige eeuw. Ziehier enkele daarvan.
Het oorspronkelijke voorschrift van 1820 sprak van een lichtblauwe waltrap, doch dit werd reeds op 30 juni 1821 gewijzigd in een rode waltrap, zoals het regiment reeds vanaf 1815 in gebruik had. Men kan dus vrijwel zeker aannemen dat de lichtblauwe waltrap nooit in gebruik is geweest.

Verder werd op 19 augustus nog een beschikking uitgebracht waarbij de huzarensjerp voortaan ‘a la paresseuse moest worden ingericht. Tot dusverre had deze uit losse strengen bestaan, die enkele malen om het lichaam gewonden werd. Nu moest de sjerp in 6 naast elkaar liggende strengen, met de 18 knopen in 3 groepen van 6 keurig boven elkaar, worden gerangschikt. Op de rug werden de strengen samengevoegd tot twee strengen, met aan de ene zijde een kneveltje. Dit laatste diende om, wanneer de sjerp in een keer om het lijf geslagen werd, samen met het snoer of zweep van de andere zijde, de sjerp vast te zetten. De pluimen op de schao’s werden bij oefeningen te paard vaak verloren. Daarom werden zij bij besluit van 26 juni 1824 tot op de helft verkort.

De kleding en uitrusting van de officieren was blijkbaar nog niet kostbaar genoeg, want bij een beschikking van 15 december 1825 werd een nieuw model patroontas en bandelier ingevoerd. De modellen hiervan werden op 19 juni 1826 door de opperbevelhebber goedgekeurd. De tas was van verguld koper met op het blad het regimentsnummer, omgeven door een lauwer- en een palmtak van zilver. De bandelier was van goudgalon, breed 54 mm, en bewerkt in ruiten of blokjes, gevoerd met zwart marokkijnleer.
Het garnituur was als tevoren n.l. ovale gesp, passant en stootplaat van verguld metaal; op de borst een zilveren leeuwkop met ring, twee vergulde kettinkjes met dito ruimnaalden, gestoken in een schild van verguld metaal met het regimentsnummer in zilver. In kleine tenue werd een bandelier gedragen van zwart maroquin leder, bij wijze van foudraal toegeknoopt met vergulde knoopjes.

Merkwaardigerwijs ziet men op verschillende portretten van officieren van het regiment, dat het regimentsnummer ontbreekt. De verklaring hiervoor is misschien, dat deze geschilderd zijn in een tijd nadat het Regiment No 8 was opgeheven en dat er dus slechts een regiment huzaren bestond (na 14 november 1830).
Het onvolprezen werk van Teupken, hierboven reeds genoemd, bevat nog talrijke gegevens betreffende de afmetingen, materialen en kosten voor de vervaardiging van de uniformen enz.
Al deze te behandelen zou dit artikel te lang en nog vervelender maken.
Liever zou ik hier nader op ingaan op enkele merkwaardige details betreffende de kleding der officieren, zoals die te vinden zijn in de aantekeningen van A.C. baron Schnoukaert van Schauburg, die omstreeks 1870 nog in de gelegenheid was allerlei bijzonderheden te vernemen uit de mond van oud-officieren van het regiment.

Sjako van het regiment Huzaren nr. 8, 1800 – 1854 (foto: Rijksmuseum, Amsterdam )
Dolman* van lichtblauw laken met goudkleurige tressen, borduursel en galon Model 1823, officieren Regiment Huzaren No.6, huzaren Van Boreel, gedragen door J.O.B. Boreel; Foto: collectie Nationaal Militair Museum

* Deze dolman heeft toebehoord aan jonkheer Jacob Otto Bernhard Boreel (1813-1888). Hij was een neef van de oprichter van het regiment, Willem Francois Boreel. Hij diende in het regiment tussen 1831 en 1834 als luitenant en nam in die capaciteit deel aan de Tiendaagse Veldtocht in België (1831). Later werd Jacob Otto Boreel kamerheer van respectievelijk koning Willem II en koning Willem III. De dolman is vervaardigd volgens de voorschriften van 1823. Het galon en de tressen zijn in gouddraad uitgevoerd, hetgeen voor een officier een mogelijkheid was.


Zo was de kokarde op de schako van de officieren niet op, maar onder het galon om de bovenrand geplaatst, waarbij de gouden kettinglis langer was dan bij de troep.
De kokarde zelf was van oranje zijde met zilveren draden en dito pailletten langs de rand en langs de plooien. Soms waren de pailletten van goud.
De stormbanden waren gemaakt van schubben van verguld metaal op zwart leder, de schubben waren mat verguld met gladde randen. De stormbanden werden als regel omhooggeslagen en achter de pompoen vastgezet. (zie portret van de ritmeester G. de Golz).

Het regimentsnummer was van mat verguld metaal.
De vangsnoeren werden aanvankelijk waarschijnlijk op dezelfde wijze gedragen als bij de troep. Omstreeks 1825 ziet men echter dat het vangsnoer met een lus vastgemaakt is aan een knoop aan de achterzijde van de bovenrand om vervolgens met een boog af te hangen en om de hals voor en achter met schuivers vastgezet, te eindigen met de spiegels en kwasten op de rechterschouder.
Het bont van de pels was van fijn zwart astrakan. Aan de rechter zowel als aan de linkerzijde zat aan de middelste knoop van de bovenste rij een dun gouden lusje, kennelijk om daar de snoeren van de kwasten door te steken.
De kwasten, die als rangdistinctief dienden, werden op de linkerschouder gedragen. Wanneer alleen de dolman op pels gedragen werd, werd het dubbele koord achterom de hals geslagen, na nog een keer een hele torn om de hals van de linkerschouder over de rug tot de onderrand van de dolman of pels naar de rechterheup gevoerd om daarna over de borst terug te komen naar de linkerschouder. Hierwerden de kwasten door het uiteinde van de snoeten gestoken en met een losse schuiver vastgezet.
De pelslis. het dubbele koord met knevel, bestemd om de pels vast te zetten wanneer deze omgeslagen werd, werd dan in de vorm van een fraaie knoop op de rechterborst gedragen.

Wanneer de pels over de linkerschouder gedragen werd, was de zaak veel ingewikkelder en heden ten dage moeilijk te reconstrueren. Volgens Schnouckaert zouden de koorden van de kwasten op de linker helft van de pels met een boog afhangen tot op de onderrand van de pels. Ook hier is geen overeenstemming te vinden, want soms blijkt de knevel bevestigd aan een dunne lus van goudkoord. Het meest waarschijnlijke is dat de pelslis gestoken werd door het uiteinde van het dubbele koord van de kwasten en dan met de knevel vastgemaakt, zoals hierboven beschreven is. Het is natuurlijk jammer dat er geen afbeelding is van een officier met omgehangen pels, gezien op de rugzijde, bestaat.

Voor de troep was de zaak veel eenvoudiger, de pelslis bestond uit een dubbel snoer van zwart en geel gemend kemelsgaren, met aan het ene uiteinde twee kleine kwastjes van hetzelfde materiaal. Dit einde was met de kwastjes vastgemaakt aan de bovenste rij knopen op de linkerhelft van de pels, liep van daar naar de rechterhelft van de pels, werd daar met een schuiver vastgezet aan de bovenste knoop van de buitenste rij en liep dan over de rechterschouder van de dolman, voor de hals om, terug naar de linkerhelft van de pels en werd daar met behulp van een schuiver vastgezet aan de bovenste knoop van de middelste rij. Voor de onderofficieren en manschappen was de pels gevoerd met blauwe baai, waarin een borstzak aan de linkerzijde zat. Hierin plachten de huzaren pijp en tabak te bergen. Zij hadden vaak ook de eigenaardigheid om de mouwen dicht te naaien om daar een fles jenever in te bergen.
De officieren plachten dan, voor het uitrukken, met de sabel op die losse mouwen te slaan, teneinde drankmisbruik tijdens de dienst tegen te gaan. In kleine tenue werd bij de pels of dolman met de blauwe tressen de schako met een overtrek van zwart wasdoek gedragen. In de praktijk was echter een schako van bordpapier met een dergelijk overtrek in gebruik. Hierop werd geen enkel versiersel gedragen. (zie de litho No 34 uit de serie van Madou). Bij het Regiment Hussaren No 8 droegen de officieren op deze kleine-tenue schako de stormbanden, welk gebruik later door hun collega’s van het regiment No 6 werd overgenomen.
De politiemuts, die volgens het voorschrift van hetzelfde model moest zijn als voor de manschappen, dus met een platte bol, was voor mode-bewuste officieren omstreeks 1830 van een totaal andere vorm. Het was een vrij hoog, ietwat conisch toelopend petje zonder klep zoals afbeelding ?? laat zien.
Deze en andere vrijheden, die de officieren zich hadden veroorloofd tijdens het langdurig verblijf in de kantonnementen in Brabant, waren voor de regimentscommandant ( kolonel H. Royen; red.) aanleiding om het volgende te schrijven aan de commandanten van de tot het regiment behorende onderdelen te richten:

Kort voordat het regiment zou worden getransformeerd tot een regiment lansiers werden nog allerlei nieuwe modellen van kleding en uitrusting ingevoerd. Zo werd o.a. een nieuw model sabelkoppel, karabijnriem, patroontas en bandelier ingevoerd. In november 1938 zelfs nog een nieuw model manteljas van lichtblauw laken.
Verder werd een nieuw type schako ontworpen en misschien al in beproeving genomen. Het Museum bezit n.l. een gekleurde afbeelding van een huzaar met een schako van een hoog enigszins toelopende model, bekleed met lichtblauw laken, dat enigszins doet denken aan dat van de schako van de Franse huzaren van 1831.
Om de bovenrand het van ouds bekende geel-zwarte galon; aan de voorzijde een nogal laag geplaatste oranje kokarde met een lange lis van geel, zwart koord; daaronder het regimentsnummer in een kleiner formaat als tevoren.
Verder een afhangende zwarte pluim. Het vangsnoer is achter aan de bovenrand vastgemaakt op de wijze zoals dat reeds eerder door de officieren werd gedragen; de spiegels en kwasten zijn op de rechterschouder bevestigd.
De rest van de uniform is onveranderd gebleven, doch de waltrap is nu van lichtblauw laken met een effen geel galon.
Een tweede afbeelding stelt een trompetter voor met een rode schako en overigens gekleed als tevoren.

Het is niet bekend of deze prenten slechts ontwerpen betreffen of dat deze nieuw-model schako’s reeds bij een deel van het regiment bij wijze van proef werden gedragen. In ieder geval zijn de nieuwe modellen nooit officieel ingevoerd.

Kort daarna, bij de reorganisatie van de cavalerie van 10 Maart 1841, werd het regiment omgedoopt in 2e Regiment Lansiers, waardoor de huzaren hun lichtblauwe dolmans moesten inwisselen tegen de donkerblauwe, met geel uitgemonsterde kortka’s van de lansiers-uniformen.

Uitgever: Stichting Nederlands Leger- en Wapenmuseum, 159 pagina’s, Paperback, Nederlands, ISBN: 9789070793036 (ISBN10: 9070793032), Gepubliceerd in 1985.

error: Hey Verkenners en Boreelfans, deze inhoud is tegen onbevoegd opslaan beveiligd!